Johannes 11,1-44

Vertaling

1
Maar er was iemand die alsmaar1 zwak was, Lazarus van Bethani,
uit het dorp van Maria en Martha, haar zus.
2
Het was Maria
die de Heer gezalfd heeft met mirre
en zijn voeten afgeveegd met haar haren –
haar broer Lazarus was zwak…
3
Daarom zonden de zussen een bericht naar hem,
ze zeiden:
Heer, zie toch,
hij met wie u bevriend bent is zo2 zwak!
4
Maar toen Jezus dit hoorde
zei hij:
Deze zwakheid is niet ten dode,
maar vanwege de eer van God,
zodat de zoon van God daardoor geëerd wordt!
5
Jezus had Martha en haar zuster lief, en ook Lazarus.
6
Zodra hij gehoord had
dat hij zwak was,
toen bleef hij toch op de plaats waar hij was, twee dagen,
7
vervolgens zegt3 hij daarna tegen de leerlingen:
Laten wij weer naar Judea gaan.
8
De leerlingen zeggen tegen hem:
Rabbi,
nu zochten de Judeeërs u,
om u te stenigen
en u wilt weer daarheen gaan?!
9
Jezus antwoordde:
Zijn er geen twaalf uren per dag?
Als iemand onderweg is bij dag,
stoot hij zich niet,
omdat hij het licht van deze wereld ziet;
10
maar als iemand onderweg is bij nacht,
stoot hij zich,
omdat het licht niet bij hem is4
11
Dat zei hij5
en daarna zegt hij tegen hen:
Lazarus, onze vriend, is gaan rusten;
maar ik ga op weg
om hem uit die slaap te halen6 .
12
De leerlingen zeiden daarom tegen hem:
Heer,
als hij is gaan rusten
zal hij gered worden7 !
13
Maar Jezus had gesproken over zijn dood,
maar zij meenden
dat hij over de rust van de slaap sprak…
14
Toen zei Jezus vrijuit tegen hen:
Lazarus is gestorven!
15
en ik verheug me vanwege jullie:
het is opdat jullie zouden gaan geloven8
dat ik daar niet was…
Maar laten we naar hem toe gaan!
16
Thomas (die Didymus9 genoemd werd)
zei daarom tegen de medeleerlingen:
Laten wij ook gaan,
om te sterven met hem!
17
Toen Jezus gekomen was,
vond hij hem al vier dagen in het graf vastgehouden10 .
18
Bethani lag dichtbij Jeruzalem,
op ongeveer vijftien stadiën.
19
Velen van de Judeeërs waren naar Martha en Maria gekomen,
om haar moed in te spreken vanwege die broer.
20
Zodra Martha hoorde:
Jezus komt!,
ging ze hem tegemoet.
Maria bleef in huis zitten.
21
Martha zei tegen Jezus:
Heer,
als u hier was geweest
zou hij niet gestorven zijn, mijn broer…
22
Maar zelfs11 nu weet ik:
wat u God ook zou vragen,
God zal het u geven!
23
Jezus zegt tegen haar:
Hij zal opstaan12, jouw broer!
24
Martha zegt tegen hem:
Ik weet het:
hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag…
25
Maar13 Jezus zei tegen haar:
Ik ben het: de opstanding en het leven.
Wie gelooft in mij,
ook al is hij gestorven,
hij zal leven!
26
En alwie leeft en gelooft in mij,
sterft niet, niet tot in14 de eeuw die komt15 .
Geloof je dat?
27
Zij zegt tegen hem:
Ja Heer,
ik ben gaan geloven
dat u de Christus bent,
de Zoon van God,
die komende is in de wereld!
28
Toen ze dat gezegd had
ging ze weg
en riep Maria, haar zus,
terwijl ze heimelijk zei:
De meester is er
en hij roept jou.
29
En zij,
zodra zij dat hoorde,
liet zij zich snel wekken16
en kwam naar hem toe.
30
Jezus was nog niet in het dorp gekomen,
maar hij was nog op de plaats waar Martha hem tegemoet was gegaan.
31
De Judeeërs dan,
die bij haar in huis waren
en haar moed inspraken,
toen die zagen
dat Maria snel opstond17
en daaruit ging,
volgden ze haar.
Ze meenden
dat zij naar het graf ging
om daar te weeklagen.
32
Zodra Maria kwam waar Jezus was
en hem zag,
viel ze aan zijn voeten neer,
ze zei tegen hem:
Heer,
als u hier was geweest,
zou van mij niet gestorven zijn deze broer18
33
Zodra Jezus haar zag weeklagen=
– en ook de Judeeërs die met haar meegekomen waren weeklagend,
werd hij ziedend19, met heel zijn levensadem20
hij was geschokt,
34
en hij zei:
Waar hebben jullie hem gelegd?
Ze zeggen tegen hem:
Heer,
kom en zie!
35
Jezus brak in tranen uit…
36
De Judeeërs zeiden toen:
Zie toch
hoe groot zijn vriendschap voor hem was!
37
Maar sommigen van hen zeiden:
Was deze, die de ogen van de blinde geopend heeft,
niet bij machte
om te maken dat ook deze21 niet gestorven was?!
38
Jezus, inwendig weer ziedend,
komt bij het graf
– het was een spelonk –
en er was een steen op gelegd.
39
Jezus zegt:
Til op die steen!
De zuster van de overledene22, Martha, zegt tegen hem:
Heer,
hij stinkt al,
het is immers de vierde dag!
40
Jezus zegt tegen haar:
Heb ik je niet gezegd:
als je gelooft,
zul je de eer van God zien?!
41
Ze tilden dus de steen op.
Maar Jezus tilde23 de ogen op, naar boven,
en hij zei:
Vader,
ik dank U
dat U mij hebt gehoord.
42
Ik wist wel
dat U mij altijd hoort,
maar vanwege de menigte die rondom staat heb ik het gezegd,
opdat zij gaan geloven
dat U mij gezonden hebt.
43
En toen hij dat gezegd had
schreeuwde hij met luide stem24 :
Lazarus,
hierheen, eruit!
44
De gestorvene kwam eruit25,
gebonden26 aan voeten en handen met zwachtels,
en om zijn gezicht was een doek gebonden27 .
Jezus zegt tegen hen:
Maak hem los
en laat hem heengaan!
45
Velen dan van de Judeeërs
die bij Maria gekomen waren
en aanschouwd hadden
wat hij gedaan had
geloofden in hem.
46
Maar sommigen van hen28 gingen heen naar de Farizeeërs
en zeiden hen
wat Jezus gedaan had.

Noten

  1. er staat geen adjectief, maar een participium, vandaar dit woord↩︎
  2. dit woordje voegt Marie van der Zeyde in↩︎
  3. de voortdurende afwisseling in tijden is opmerkelijk↩︎
  4. bijzondere manier van zeggen, toch maar letterlijk vertaald↩︎
  5. opvallend, niet weg vertalen zoals NBV doet↩︎
  6. meer dan ‘wakker maken’ (NBV)↩︎
  7. sterk woord, niet het slappe ‘beter worden’ (NBV)↩︎
  8. ’tot geloof komen'(NBV) heeft een andere gevoelswaarde / lading↩︎
  9. ‘Tweeling’↩︎
  10. opvallend dat er een participium van ‘echein’ staat, moet m.i. doorklinken in de vertaling↩︎
  11. zo NBV↩︎
  12. de NBV verzint erbij ‘uit de dood’↩︎
  13. vanwege de wisseling van tijd↩︎
  14. beweging↩︎
  15. Joods ‘olam haba’; de NBV laat dit helemaal weg↩︎
  16. de NBV laat dit spannende, verwachtingsvolle woord weg↩︎
  17. weer begrijpt de NBV niet waarop het verhaal al preludeert, en laat dit woord weg↩︎
  18. let op het verschil met vs. 21↩︎
  19. NBV ‘ergerde’, is dat niet teveel ingevuld?↩︎
  20. zo letterlijk ‘pneuma’↩︎
  21. 2e keer ‘houtos’ in dit vers, parallel Jezus Lazarus!↩︎
  22. NBV ‘dode’, maar er wordt (bewust?) een ander woord gebruikt↩︎
  23. zelfde woord!, daarom ook ‘maar’↩︎
  24. bij NBV weg↩︎
  25. niet ’te voorschijn’ (NBV)↩︎
  26. sterker dan ‘gewikkeld’ {NBV)↩︎
  27. zelfde woordstam als hiervoor; sterker dan ‘bedekt’ (NBV)↩︎
  28. parallel met vs. 37↩︎
Scroll naar boven