Romeinen 8,1-17

Zij die ‘in Christus Jezus’ zijn

hoeven zich dus niet veroordeeld te voelen

door hun afhankelijkheid van de macht van de zonde.

Want de wet van de Geest

– van het leven in verbondenheid met Christus Jezus –

heeft je vrijgemaakt

van de wet van de zonde, van de dood.

Voor de aloude wet was dat onmogelijk,

die liep stuk op de zwakheid van het vlees –

toen heeft God zijn eigen zoon gestuurd,

die werd net zo als het vlees met die zonde,

en zo heeft Hij het oordeel voltrokken

over de zonde in het vlees.

Want zij die volgens het vlees leven

streven naar wat hoort bij het vlees,

maar zij die volgens de geest leven

streven naar wat hoort bij de geest.

Want het streven van het vlees is: dood,

maar het streven van de geest: leven en vrede.

Daarom staat het streven van het vlees

vijandig tegenover God,

het onderwerpt zich niet aan de wet van God,

en dat kán het ook niet:

zij die ‘in het vlees’ zijn

kunnen God geen plezier geven.

Maar jullie –

jullie zijn niet ‘in het vlees’,

maar ‘in de Geest’,

omdat Gods geest ‘in jullie’ woont;

maar als iemand Christus’ geest niet heeft –

die is niet van hem.

Maar als Christus ‘in jullie’ is,

is het lichaam wel dood

– door zonde -,

maar is de geest een en al leven

– omdat God je tot rechtvaardigen gemaakt heeft.

Als de Geest van God

die Jezus opgewekt heeft

– weg van de doden -,

‘in jullie’ woont,

zal die ook jullie sterfelijke lichamen levend maken

door zijn Geest die ‘in jullie’ inwoont.

Allen die zich door Gods Geest laten leiden

zijn zonen-en-dochters van God.

Want jullie hebben niet een geest van slavernij ontvangen,

om opnieuw in vrees te leven,

maar jullie hebben een geest ontvangen

waarin jullie dochters-en-zonen zijn,

door wie wij het uitroepen: Abba!, Vader!

Die Geest zelf getuigt met onze eigen geest mee

dat wij kinderen van God zijn.

Maar als we kinderen zijn,

dan ook erfgenamen:

erfgenamen van God, mede-erfgenamen van Christus,

omdat we met hem lijden

om ook met hem eer te ontvangen..