Psalmen 51

 


In zonde geboren?

Een psalm met een geschiedenis in het Nederlands protestantisme. Hier leert de psalmist de totale verdorvenheid van het menselijk geslacht, de erfzonde. Maar staat dat er ook?

De psalm kiest positie vanuit de zondaar, de ik-figuur die zijn zonde belijdt voor God en smeekt om het uitwissen van die zonde. Het is goed het opschrift erbij te betrekken: `Van David, toen de profeet Natan bij hem gekomen was, nadat hij tot Batseba was gekomen.´ Of zo´n opschrift nu historisch is of niet, het is minstens een oude leeswijzer voor de psalm. Zo´n leeswijzer heeft als groot voordeel dat ons zo een concrete situatie wordt aangereikt. Juist doordat de psalmen vaak zo weinig toegespitst zijn, kunnen de begrippen zonde en overtreding vaag en algemeen worden. Zo wordt zonde tot een algemeen zondigheidsgevoel, en overtreding tot een ongehoorzaamheid die ieder mens nu eenmaal eigen is. Nee, zegt het opschrift: het gaat om déze David met zijn hoogst concrete zonde tegen medemens en God — en dan natuurlijk om ieder die zich in hem herkent.

Bij een algemene en vage uitleg komt het begrip erfzonde snel om de hoek: vers 7, `in ongerechtigheid geboren, in zonde ontvangen.´1 Wanneer die erfzonde fatalistisch begrepen wordt, als een onontkoombaar noodlot, gaat er theologisch en pastoraal van alles mis. In de psalm is daarvan echter geen sprake. Vers 7 is geen algemene uitspraak, maar het dieptepunt van deze schuldbelijdenis. De zondaar wil en kan zijn zonde niet als incident zien. Zo diep gaat zijn besef van schuld, dat hij zich niet op een rechtvaardig verleden of een goede inborst wil beroemen. Hij kan zich geen `gave´ periode van vóór zijn zonde herinneren. Maar hij kan zich wel een gave periode ná zijn zonde indenken! Het geheimzinnige vers 8 over de waarheid in het verborgene markeert de omslag naar een bede om reiniging. Dan gaat het ook heel snel, dan kan een vers later al over de jubelende vreugde gesproken worden, en kan de voormalige zondaar zich voornemen anderen van hun dwaalwegen tot God terug te leiden (vs. 15). Een bemoedigend slot van een psalm die niet fatalistisch bedoeld is.

Noten

(1): De tekst functioneert als `bewijsplaats´ bij de Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 15, en de Heidelberger Catechismus, vraag 7.

Scroll naar boven