niets anders dan recht doen

Vertaling

een geding van God met zijn volk

In Micha 6:1-8 vinden we een rechtsgeding van JHWH met zijn volk. Een vaker gebruikt genre, wanneer het erom gaat spannen tussen God en zijn volk (vgl. Hos. 4:1-3, en ook Deut. 30:19). Getuigen worden opgeroepen, de betrouwbare, stevig staande heuvels en bergen. In vs. 3-5 houdt JHWH zijn pleidooi. De verzen hebben vast en zeker invloed gehad op de bekende en beruchte ~improperia~ (het `beklag Gods´) uit de liturgie voor de Goede Vrijdag, want daar gaat het om precies hetzelfde. God noemt zijn wonderdaden, met als centraal punt uiteraard de bevrijding uit Egypte, en stelt de uiterst kritische vraag naar het uitblijven van het menselijke antwoord.
 

wat te doen?!

De verzen 6-8 worden nogal eens apart genomen, maar kunnen goed begrepen worden als antwoord op die aanklacht en die vraag van God. Geconfronteerd met de trouw van God, met zijn daden van solidariteit en van bevrijding, is de vraag wat dan wél het menselijk antwoord zal moeten zijn. In vers 6 en 7 worden, bijna liturgisch, eerst alle mogelijkheden opgesomd: buitenmate grote offers, ja rivieren van offerbloed zouden nodig zijn om dit terug te betalen. En wat stelt dat dan nog voor? Kun je volstaan met iets minder dan het meest kostbare en dierbare dat je hebt, een kind, de eerstgeborene? Wellicht speelt daarbij een rol dat ook de bevrijding uit Egypte gepaard ging met de dood van de eerstgeborenen. Wat is dan een passender antwoord als betaling voor de ~pèsja´~, `rebellie´, en de ~chatát~, `bewuste zonde´? De luisteraar houdt z´n adem in.
Maar vers 8 maakt korte metten met de koortsige hersenspinsels en angstdromen die tot deze onmogelijke mogelijkheid voerden. Met een helderheid die alle nevels wegneemt zegt dit ene vers, wat wèl van een mens gevraagd wordt:
~Jou is aangezegd, mens,
wat goed is;
en wat vraagt JHWH anders van je,
dan recht te doen,
en goedertierenheid lief te hebben,
en bescheiden1 te gaan met je God.~
 

~magna charta~ van de profetie

Weinig verzen zijn een kernachtiger samenvatting van het doel van alle profetie, ja, van de essentie van Gods omgang met zijn mensen. Geconfronteerd met de hoogheid (vgl. `in den hoge´, vs. 6) van God die de mens ter verantwoording roept, overvalt diezelfde mens een krampachtigheid, een wanhopig pogen om deze God tevreden te stellen. Dat hoeft niet. De mens is tot niets anders geroepen dan mens te zijn, met die drie kernwoorden: ~recht~, ~goedertierenheid/solidariteit~, en ~gaan met God in bescheidenheid~.2 Niets anders dan dat — maar moeilijk genoeg overigens.

Noten

  1. Vertaling Karel Deurloo, ~Om het recht lief te hebben. Verhalen over de boerenprofeet Micha~. Baarn (Ten Have) 1983, 9.↩︎
  2. Ook wel ootmoedigheid, wellicht komt respect, of zorgvuldigheid er nog dichter bij, vgl. Jezus Sirach 16:25.↩︎
Scroll naar boven