Matteüs 21,23-32
- Vierdag: 1-1-2000,
- Boek: Matteüs
- Perikoop: Matteüs 21,23-32
- Vertaler: Joep Dubbink
Vertaling
moeizaam gesprek
Het gesprek van Jezus met de Farizeeën op het tempelplein roept een vraag op: hoe komt het toch, dat dit soort gesprekken in het evangelie altijd zo moeizaam verloopt, zo kribbig, en zonder dat het tot een echt verstaan van elkaar komt? Die kribbigheid heeft ongetwijfeld te maken met de inzet van de discussie, door de tempelautoriteiten: de vraag naar Jezus´ onderwijsbevoegdheid. Het gaat om de ~exousia~, de volmacht. In alle oprechtheid uitgesproken zou het best een goede vraag zijn: `Vanwaar jouw gezag, door wie ben je gezonden?´ Maar hier lijkt de vraag toch vooral ingegeven door angst en jaloezie. De officiële religieuze autoriteiten voelen zich bedreigd door iemand die zomaar in de tempel, dus op hun eigen terrein, onderwijs komt geven. Zo wordt de vraag een formele vraag naar de juiste diploma´s, en dat soort vragen levert ~inhoudelijk~ nooit veel op. Terwijl het bijbels gezien bij exousia juist om inhoud gaat: gezag en volmacht volgen nooit automatisch uit de formele bevoegdheden van de spreker, maar moeten blijken uit woorden die áánkomen.
Nu is, om eerlijk te zijn, de manier waarop Jezus reageert ook niet bevorderlijk voor een goed gesprek. Hij stelt een wedervraag, die eerst moet worden beantwoord voor hij antwoord wil geven. Maar die wedervraag brengt in elk geval de inhoud naar voren: `Wat vinden jullie van Johannes, die andere onofficiële leraar?´ Daar komen ze niet uit: een beamen van diens kritische woorden zou hun eigen positie ernstig in het geding brengen, en een veroordeling van de nog altijd populaire Doper durven ze vermoedelijk vanwege de menigte niet aan. Dus volgt strategisch beraad over de mogelijke antwoorden en wat Jezus daar dan weer op zou zeggen, hoe het volk zou reageren, en daarmee is het einde van dit theologisch gesprek al een feit, voor het goed en wel begonnen is.
twee broers
Het tweede deel van de perikoop lijkt op het eerste gezicht een geheel nieuw thema aan te snijden, de eenheid van woord en daad en de mogelijkheid van ommekeer. Het zijn, weer eens, twee broers die als tegenpolen in onderling contrast laten zien hoe een mens zich kan opstellen tegenover de v/Vader. Het is duidelijk — dat is de eerste laag — dat het handelen de doorslag geeft boven de goede bedoelingen, het `Ja Heer´ zonder daden die daarmee stroken is leeg en zinloos. Maar Jezus zegt in dit kleine verhaaltje óók, dat de late bekeerling niet wordt afgerekend op zijn eerdere weigering. Daar ligt het verband met de profetenlezing die het leesrooster ernaast legt, en die aan te bevelen is.
Wie die perikoop1 } erbij betrekt, heeft een duidelijk verhaal met een heldere conclusie: bekeer je en leef!´ (Ez. 18:32), want daarin heeft de hemel plezier, zo had Matteüs al in 18:14 uit Jezus´ mond opgetekend.