Matteüs 10,34-42

 


dwarse tekst

`*Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard´ — `Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader …*´ — gevreesde teksten voor predikers en kerkgangers hebben we vandaag voor ons. En dat gaat de hele perikoop door: slecht nieuws. Scheiding dwars door de gezinnen heen, en daarbij de aansporing dat dat je niet mag verhinderen de goede keuze te doen, dus vóór Jezus, zelfs als dat tégen man, vrouw of familieleden is. Dat heeft een geur die ons niet aanstaat, en het is een hele toer dat te onderscheiden van religieus fanatisme rond kerkscheuringen, waar we allemaal terecht een afkeer van hebben.

Vermoedelijk zijn de meeste voorgangers best in staat om daar een draai aan te geven. Je kunt duidelijk maken dat het evangelie nu eenmaal weerstanden oproept, een steen des aanstoots is: dat daar, waar de tekenen van het koninkrijk zichtbaar worden, ook de machten van het verzet daartegen zich breed maken. We kunnen de ernst van dit gedeelte benadrukken: dat de overwinning van Gods toekomst niet goedkoop verkregen wordt maar strijd en offers vraagt;1 dat de profeet Micha (Mi. 7,5v) in een visioen strijd ziet tussen vrienden en bloedverwanten, en dat deze elementen tot de verwachting van de apocalyptische tijd gingen behoren (zie Strack-Billerbeck). We zouden kunnen uitleggen dat in het algemeen in het Matteüs-evangelie Jezus de familieverbanden hoog acht (vgl. bijv. 5,27v; 15,3-5). We zouden ook nog kunnen aanvoeren, dat het zwaard waarvan sprake is eerder symbool is voor de scheiding door families heen, dan van oorlog of terrorisme, en dat het dan in elk geval een zwaard in de hand van de tegenstanders van het evangelie is; `zwaard´ komt in Matteüs alleen nog voor in 26,47-55, bij Jezus´ gevangenneming, en daar wijst Jezus het gebruik ervan duidelijk af.

wee de toevallige kerkganger

Maar met dat alles is het probleem nog lang niet uit de wereld. De geheide kerkganger wil dat misschien allemaal nog wel accepteren, maar de argeloze nieuwkomer zal van de evangelielezing alleen al zo geschrokken zijn, dat het de vraag is of ook de beste preek nog is staat is het onheil enigszins te beperken.

Het lijkt me nodig, in dit geval iets te doen met die reactie, die je kunt verwachten. Wat voor het eind van de eerste eeuw bemoedigende woorden waren, die mensen sterkten in hun positie als geweldloze minderheid die het koninkrijk van God verwachtte, kan niet zonder meer `onvertaald´ van onze kansels klinken. Een inleiding vooraf met de duidelijke erkenning dat hier een probleem ligt en dat we het daarover moeten hebben, kan al een groot deel van het probleem oplossen. Misschien kan ook de lezing uit Jeremia helpen, die op de een of andere manier veel dichterbij komt.

Noten

(1): Ook een verwijzing naar Deut. 33:8-11 is exegetisch gezien terecht: Levi wordt erom geprezen dat hij de liefde tot God boven die tot zijn familie stelt; maar het is de vraag of dat homiletisch en pastoraal ook zo is. De manier waarop de Levieten op Mozes´ initiatief (niet op dat van JHWH) in Ex. 32:25-29 tekeer gaan om willekeurig een bloedbad aan te richten onder wie het gouden kalf aanbaden, vormt een probleem op zich en geen bijdrage aan een oplossing.

Scroll naar boven