geen vrede maar het zwaard

Vertaling

dwarse tekst

`~Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard´ — `Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader ..~.´ — gevreesde teksten voor predikers en kerkgangers. En dat gaat de hele perikoop door: slecht nieuws. Scheiding dwars door de gezinnen heen, en daarbij de aansporing dat dat je niet mag verhinderen de goede keuze te doen, dus vóór Jezus, zelfs als dat tégen man, vrouw of familieleden is. Dat heeft een geur die ons niet aanstaat, en het is een hele toer dat te onderscheiden van religieus fanatisme rond kerkscheuringen, waar we allemaal terecht een afkeer van hebben.
Wanneer over deze tekst gepreekt of gemediteerd wordt, zijn de meeste voorgangers vermoedelijk best in staat om daar een draai aan te geven. Je kunt duidelijk maken dat het evangelie nu eenmaal weerstanden oproept, een steen des aanstoots is: dat daar, waar de tekenen van het koninkrijk zichtbaar worden, ook de machten van het verzet daartegen zich breed maken. We kunnen de ernst van dit gedeelte benadrukken: dat de overwinning van Gods toekomst niet goedkoop verkregen wordt maar strijd en offers vraagt;1 dat de profeet Micha (Mi. 7:5v) in een visioen strijd ziet tussen vrienden en bloedverwanten, en dat deze elementen tot de verwachting van de apocalyptische tijd gingen behoren.2 We zouden kunnen uitleggen dat in het algemeen in het Matteüs-evangelie Jezus de familieverbanden hoog acht (vgl. bijv. 5:27v; 15:3-5). We zouden ook nog kunnen aanvoeren, dat het zwaard waarvan sprake is eerder symbool is voor de scheiding door families heen, dan van oorlog of terrorisme, en dat het dan in elk geval een zwaard in de hand van de tegenstanders van het evangelie is; `zwaard´ komt in Matteüs alleen nog voor in 26:47-55, bij Jezus´ gevangenneming, en daar wijst Jezus het gebruik ervan duidelijk af.
 

wee de toevallige kerkganger

Maar met dat alles is het probleem nog lang niet uit de wereld. De geheide kerkganger wil dat misschien allemaal nog wel accepteren, maar de argeloze nieuwkomer zal van de evangelielezing alleen al zo geschrokken zijn, dat het de vraag is of ook de beste preek nog is staat is het onheil enigszins te beperken.
Het lijkt me nodig, in dit geval iets te doen met die reactie, die je kunt verwachten. Wat voor het eind van de eerste eeuw bemoedigende woorden waren, die mensen sterkten in hun positie als geweldloze minderheid die het koninkrijk van God verwachtte, kan niet zonder meer `onvertaald´ van onze kansels klinken. Een inleiding vooraf met de duidelijke erkenning dat hier een probleem ligt en dat we het daarover moeten hebben, kan al een groot deel van het probleem oplossen. Misschien kan ook de voorgestelde lezing uit Jeremia 29 helpen, die in een heel andere situatie de noodzaak van de lange adem benadrukt: het heil kan lang op zich laten wachten.
 

lange adem

Dat is de situatie van de eerste lezers van deze tekst: hoe te overleven als minderheid, en hoe het vol te houden met een perspectief dat in eerste instantie stikdonker is, terwijl je verwacht had dat nu heel snel Gods heil zou aanbreken. Dan is tegengif nodig tegen de voorbarige verwachting dat morgen het rijk Gods aanbreekt, en een waarschuwing dat de tegenstand verdragen moet worden, óók in de vorm van conflicten in eigen kring. Dat er geen afsnijroute is naar Gods koninkrijk maar alleen de lange weg van loslaten en schijnbaar verliezen (vs. 38v) — al zal dat bij ons niet ons eigen leven zijn, zoals dat reëel kon zijn in de vroege gemeente. En dat er in die situatie er toch iets gedaan kan worden, dat hout snijdt: een profeet gastvrij ontvangen omwille van het koninkrijk, een mens zonder aanzien een eenvoudige weldaad doen.3 Laat dat vooral doorgaan, want het zal niet vergeten worden — die troostwoorden kunnen nog steeds een gemeente bemoedigen die zich machteloos voelt in een chaotisch tijdperk.

Noten

  1. Ook een verwijzing naar Deut. 33:8-11 is exegetisch gezien terecht: Levi wordt erom geprezen dat hij de liefde tot God boven die tot zijn familie stelt; maar het is de vraag of dat homiletisch en pastoraal ook zo is. De manier waarop de Levieten op Mozes´ initiatief (~niet~ op dat van JHWH) in Ex. 32:25-29 tekeer gaan om willekeurig een bloedbad aan te richten onder wie het gouden kalf aanbaden, vormt een probleem op zich en geen bijdrage aan een oplossing.↩︎
  2. Zie Strack/Billerbeck, ~Kommentar zum NT aus Talmud und Midrasch~. München 8e dr. 1982, Bd. I, 586. Ook de voorrang van de liefde voor God en Thora boven die voor familie is in de joodse traditie bekend, ~ibidem~, 587↩︎
  3. `Kleinen´ zal hier `gewone mensen´ betekenen, dus anders dan in Mar. 9:37 waar het om kinderen gaat.↩︎
Scroll naar boven