Marcus 9,38-50

 


Hak hem af!

Markus 9,38 v. bestaat uit twee gedeelten. Het eerste stuk, 38-41, vinden we ook bij Lukas. Bij het uitdrijven van boze geesten, ook aan de orde op zondag Oculi, denk ik aan allerlei demonieën die ons mensen in hun greep kunnen houden. In de grond gaat het daarbij om al datgene wat niet strookt met de geest van Jezus.

‘Iemand die ons niet volgt’, is dat bv. iemand die niet bij de kerk hoort of niet meelevend is, maar die toch wel geraakt is door de geest van Jezus? Het is bevrijdend dat Jezus de kring wat ruimer trekt dan Johannes dat doet: extra ecclesiam salus! ‘Wie niet tegen ons is, is voor ons’, zegt Jezus. Binnen deze context kan ik dat wel volgen, maar als algemene regel zal dat toch niet opgaan. Luiheid, onverschilligheid en lauwheid vertragen de komst van het Rijk. ‘Wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit’ zegt Jezus dan ook in een ander verband (Mat. 12,30).

Vers 41 heeft een paralel in Mat. 10,42. Daar staat het in het verband van de uitzending van de discipelen. De gever van een beker water hier bij Markus behoort tot degenen die weliswaar geen volgelingen, maar daarom toch niet tegen Jezus zijn. Zoiets als ‘ik hoor niet bij de kerk dominee, maar ik ben er ook niet tegen hoor en ik geef ook altijd aan de kerk!’ Niet geringschattend over doen dus.

Vanaf 42 begint een nieuw gedeelte. De molensteen komt ook voor in Luk. 17,2 en Mat. 18,6. De verzen 43-50 hebben een parallel bij Mt. 18. Het σκανδαλίζω slaat bij Mat. op het kind, ‘een dezer kleinen’. Ook Marcus heeft deze zelfde frase42 en ik heb daarom de neiging om die hier in verband te brengen met de kinderen van 33 v., die πιστευόντων, d.i. vertrouwen op Jezus. Dan gaat het hier om het beschamen van het vertrouwen dat kwetsbare mensen (zie ook bij 21 september) in Jezus stellen. Wie dat beschaamt, het ware beter …. enz.

De vertaling ’tot zonde verleiden’ lijkt mij dus niet zo gelukkig. De grondbetekenis van σκανδαλίζω is: ten val brengen, in overdrachtelijke zin: doen struikelen, in moeilijkheden brengen. Het gaat hier voor mijn gevoel om consistentie en betrouwbaarheid in het pastoraat. Om een kerk die aangevochten en breekbare mensen op het oog heeft, hen daadwerkelijk (hand en voet) te hulp komt en een veilige plek geeft. Aan de orde is dan de wijze waarop de kerk oog, hand en voet van God zelf is. In dit licht zijn de rigoreuze beelden in dit gedeelte verstaanbaar. Het gemeentezijn (ingaan naar het leven, naar het Koninkrijk van God), ja, misschien wel het God-zijn van God, staat of valt hiermee. Wie de ander niet ziet staan, er geen hand naar uitsteekt en zo diens leven tot een hel maakt, verdient het om zelf te branden. En omgekeerd: waar de gemeente juist op dit punt betrouwbaar is, daar licht iets op van het nieuwe Jeruzalem. De slotverzen, 49-50, staan bij Mattheüs en Lukas in een ander verband. Hier bij Marcus zou het beeld van het zout kunnen betekenen dat het kleine beetje barmhartigheid dat de kerk kan brengen voldoende is om het perspektief van het Koninkrijk open te houden. Het verschaft de wereld de smaak van het Rijk.

Scroll naar boven