Marcus 6,30-44

 


Wonderbare spijziging I

herder gezocht

Marcus verbindt het verhaal van de spijziging van de vijfduizend onmiddellijk met de uitzending en terugkeer van de discipelen/apostelen. Dat verhaal begon in 6:7 en werd onderbroken door het bericht van de dood van Johannes de Doper in de gevangenis van Herodes. Bij terugkeer vertellen de uitgezonden leerlingen wat zij gedaan en geleerd hebben — in die volgorde, het doen voorop. Zij krijgen echter vanwege de hoeveelheid mensen nauwelijks de gelegenheid hun verhaal te doen en op adem te komen.

Vandaar dat Jezus opnieuw de erèmos opzoekt, de eenzame plek waar de geest hem voerde (1:12) en die hij zelf ook opzoekt om de drukte te ontvluchten (1:35,45). Terwijl op dat soort plaatsen doorgaans gebrek aan voedsel is, wil Jezus er ook met zijn leerlingen eten omdat hij daar in de drukte geen gelegenheid voor had. Maar nu vergroot hij het probleem, door heel die menigte ongewild achter zich aan te slepen naar de wildernis.

Jezus is met ontferming bewogen over de menigte die hem volgt, en ziet hen als `schapen zonder herder.´ Ik zie daarin de verwarring getekend, en het smachten naar iemand die een verhaal heeft, of uitstraling, een mens waarvan je iets verwacht. Zo iemand is Jezus, maar nu is het opmerkelijk wat hij gaat doen: vanuit zijn ontferming gaat hij ze leren; het woord gaat voorop. De discipelen hebben vanuit dezelfde bewogenheid een praktisch voorstel: ze moeten vooral geen honger gaan krijgen, het onderwijs moet wijken voor de lijfelijke noden. Nu is dat idee op zich niet verkeerd: Jezus wimpelt de behoefte aan werkelijk voedsel niet weg ten gunste van het geestelijk voer dat zijn woorden bieden. Maar hij offert het onderwijs ook niet zomaar op aan de knorrende magen.

De discipelen hebben in 6:7,13 een forse opdracht en volmacht gekregen, en klaarblijkelijk komen ze niet onverrichter zake terug, maar werkte die volmacht ook. Niettemin staan ze nu met lege handen, als Jezus hen vraagt voor de menigte brood te verzorgen. Ze kijken de kas na, blijven rekenen met wat ze hebben en kunnen niet uit de economische vooronderstellingen van het bestaan stappen.

Maar voor wie goed telt, is zeven voldoende. Zeven is het heilige getal bij uitstek, maar hier gesplitst in vijf en twee. Dat geeft te denken: vijf moet welhaast naar de Thora verwijzen, de leer die Jezus opnieuw verwoordt en die een mens verzadigt. Maar de vissen? Zou de vis verwijzen naar de Leviathan, het grote zeedier waarmee de eschatologische maaltijd wordt gehouden volgens de Syrische Baruch-apocalyps (29:3-4)? Of zou het ichthus*-symbool voor Jezus al zo oud zijn dat de evangelist het kende? Wie eenmaal zo kijkt, ziet een maaltijd vol verwijzingen. Het merkwaardige groene gras doet denken aan de grazige weiden van Psalm 23, zeker vanwege de vermelding van de herder. En wanneer je je dan realiseert dat de `schapen zonder herder´ allereerst wijzen naar Num. 27:17, waar Mozes God vraagt een opvolger voor hem aan te stellen en dan inderdaad *Jehoshua wordt gekozen — zouden dan de beide vissen kunnen staan voor Mozes en Jezus?!

broodwonder en/of brood delen?

De uitleg van het wonderbaarlijke aan de broodvermenigvuldiging kan twee kanten op. De eerste is de klassieke: Jezus kan, wat niemand kan, een mirakel verrichten met een paar broden en vissen. De tweede, modernere (overigens al bij 19e-eeuwse rationalisten) maakt Jezus tot een sociale hervormer die de mensen leert delen, hij begint en dan komt iedereen met zijn voorraadje over de brug. Beide visies doen het verhaal niet volledig recht. De eerste verdisconteert niet dat Jezus éérst zijn leerlingen vraagt voor brood te zorgen, en dat zal toch een serieuze diaconale aansporing moeten zijn (vgl. Nieuw Liedboek 995:2); het lijkt me beneden Jezus´ waardigheid, hiermee te willen benadrukken dat zij niet kunnen wat hij wel kan. Maar de tweede uitleg rationaliseert mij teveel, haalt het wonder weg en maakt het verhaal zo plat als een pannenkoek.

Voor mijn gevoel is de kunst, het geheim te bewaren en tegelijk het verhaal niet tot een mirakel te maken, waar wij alleen naar kunnen kijken. Jezus vraagt het niet voor niets aan zijn leerlingen, en niet voor niets is hij het toch die het doet. Dáár ligt zijn geheimenis: waar hij is, gaan de woorden van de Thora zo klinken dat ze een mens verzadigen; en als het dan echt moet, dan lukt het met broden ook.

Scroll naar boven