Marcus 2,13-22

 


De roeping van Levi

De roeping van Levi is bij Marcus van een overrompelende beknoptheid: Jezus zegt `volg mij´, en hij volgt, maar wat er verder gebeurt blijft duister. Bijna vanzelf vul je de gegevens aan met Lucas´ veel bredere vertelling over Zacheüs en diens ommekeer. In Marcus´ verhaal komt er pas in het vervolg, bij de discussie met de `schriftgeleerden der Farizeeën´, duidelijkheid over de betekenis van Jezus´ actie. Het zal nodig zijn iets te zeggen over de `gezonden die geen geneesheer nodig hebben´, een beruchte tekst vanwege z´n evident verkeerde toepassing op inentingen en verzekeringen.1 Het is Jezus´ manier om aan te geven dat hij thuishoort bij de randbewoners, de moreel verachte en uitgestoten mensen. Niet, omdat hun levenswijze zo fraai is, maar omdat hij bij hen een taak heeft.

Strikt genomen krijgen de anderen van Jezus een complimentje. Hij is niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. Dat hij zich te midden van de tollenaars ophoudt en niet te midden van de Farizeeën, betekent dat dáár de zondaren niet zitten. Toch komen de `theologen´ er in deze passage niet zo fraai af. Ze gedragen zich als toeschouwers die vanaf de zijlijn commentaar geven. Tot twee maal toe: eerst is het niet goed dat Jezus zich met zondaars afgeeft, dan is er weer commentaar op een afwijkende vastenpraktijk.

We zijn tegenwoordig terecht gekant tegen de tendens, de Joodse omgeving van Jezus donker af te schilderen om hem er lichter uit te laten komen. Jezus is geen vroege liberale Jood, maar even wetsgetrouw als de Farizeeën waarmee hij zoveel gemeen heeft, al heeft hij soms andere opvattingen.2 Toch kan de wijze waarop de Farizeeën hier de wet hanteren noch bij Jezus, noch bij de verteller op enig enthousiasme rekenen. Die tegenstelling moet er wel uitkomen, en dat kan ook zonder anti-Judaïsme als we die onmiddellijk actualiseren. Want wat is dat toch, met kerkelijke hotemetoten? Het *hoeft* niet, maar ze kunnen het zo vaak niet laten om over regels te beginnen, over wat er moet, en vooral over wat er niet mag. De bemoeienis met Jezus´ optreden is steevast negatief. Ze worden door Jezus nota bene rechtvaardig genoemd, maar mag je daar ook ironie in horen? Je kunt in dit verhaal toch beter zondaar zijn, dan gebeurt er tenminste iets in je leven! Dan ontmoet je Jezus, en dan kan het zomaar gebeuren dat je leven op z´n kop gezet wordt en helemaal opnieuw begint. De `rechtvaardigheid´ van de vromen en braven is daar tegenover van een verstikkende benepenheid en een saaiheid en niet bepaald aanlokkelijk.

Noten

1: Moet nog aangegeven worden waarom? De verlichte bijbellezer zal opmerken, dat Jezus het hier niet over preventieve inenting kan hebben, omdat die in zijn tijd nog niet bestond. Dat zal echter de orthodoxe bijbellezer niet overtuigen, die Jezus als Gods Zoon en dus als alwetend zal beschouwen. Schokkender is echter iets anders: dat juist die laatste lezer consequent weigert zijn Heer te begrijpen, wanneer die eenvoudige beeldspraak in de mond neemt. De context geeft eenduidig aan dat het hier om zondaren en vergeving gaat, en uitgerekend christelijke lezers die overal het thema `verzoening en vergeving´ herkennen, nemen hier de beeldspraak letterlijk en stellen dat het om genezing en om artsen gaat. Het is bijna niet voorstelbaar dat een lezer die te goeder trouw is, juist als `ie orthodox en schriftgetrouw is, op deze exegese uitkomt. De vraag is gerechtvaardigd of hier gewoonte en groepsdwang niet de exegese op beslissende wijze beïnvloeden, geheel tegen het principe in dat de Schrift genoeg heeft aan zichzelf en zichzelf mag uitleggen.

(2): Af en toe, denk aan echtscheiding, is hij zelfs strenger in de leer dan zijn tijdgenoten.

Scroll naar boven