de jongeling in wit gewaad

Vertaling

De sabbath is voorbij, de winkels zijn weer open. Drie vrouwen gaan op weg om aromata, specerijen, geurstoffen, te gaan kopen om hem te gaan zalven. Het is: einde bericht, over en sluiten. Het is heel vroeg in de morgen, de vrouwen zijn bedrukt, ze kijken naar de grond, ze zien de zon niet opgaan. Nee, ze piekeren over die steen voor het graf. Mnèmeion staat er; er had ook taphon kunnen staan. In het eerste woord zit de stam van het werkwoord dat gedenken betekent. Mnèmeion betekent: herinnering, gedenkteken, momument, graf.Wie zal de steen wegwentelen? Hij was immers zeer groot. Het is allemaal zo dood als een pier. De zon gaat weliswaar op, maar niemand die daar aandacht voor heeft. Het is een zorgelijk somberen en lichtpuntjes zien de vrouwen niet. Ze zijn er wel, die lichtpuntjes, het is zelfs bezig licht te worden, maar wie daar geen oog voor heeft die ziet het niet. Je moet eerst opkijken voordat je licht ziet.
Er zit er vaart in het verhaal: de vrouwen kijken op en zien dat de steen is afgewenteld. Divinum passivum. Zoals God de zon doet opgaan, Hij zei ‘licht’en er was licht, zo wentelt Hij ook de steen af, hoe groot die ook is. Marcus houdt ons hier niet bezig met het zieleleven van de vrouwen, of ze verbaasd, verheugd of verwonderd waren. Dat is blijkbaar niet interessant. De vrouwen gaan naar binnen, het graf in en daar zien ze. Dat werkwoord ‘zien’ is inmiddels in drie varianten gevallen: (ana)blepoo en theoreoo (4) en nu horaoo. Je moet er oog voor hebben, je moet het willen zien, anders is er kennelijk niks.
Ze zien een jongeman, gezeten, en wel ter rechterzijde. Dat is goed nieuws! Slechts nieuws is sinister, komt van links. Dat goede nieuws komt ook tot uitdrukking in de stola waarmee hij bekleed (passief) is, want die is wit.
Die jongeman moet dus wel een bode van God zijn, want die gaan in het wit, of ze stralen als de zon. Denk aan Mozes, als hij van de berg af komt, denk aan Jezus, als hij de berg op gaat, denk aan die beide mannen uit Handelingen 1, die tegen de leerlingen zeggen dat ze niet zo naar de hemel moeten staren, of denk aan de verschijning aan Cornelius. Maar er is nog meer te overwegen op dit punt. Wit is ook het kleed van de doop, waarmee de dopeling bekleed wordt. Wit zijn de kleren van hen ‘die komen uit grote verdrukking’, ‘uit alle volk en stammen en natiën en talen’, ‘die hun gewaden gewassen hebben en die wit gemaakt in het bloed van het Lam'(Op.7). Dat zijn de gedoopten, de verzegelden uit de volken. Dat zijn zij die hun oude leven hebben afgedaan en die zich hebben laten bekleden met het nieuwe leven van Christus. Zou die jongeman misschien de eerste dopeling zijn, prototype van de gemeente? Hebben wij niet geleerd dat de gemeente het lichaam van de opstanding is? De doop was er eerder dan het evangelie. Is het evangelie wellicht ook te verstaan als het goede bericht omtrent het doopbestaan van de gemeente? Zou dit opstandingsverhaal juist daarom worden gelezen in de nacht van Pasen, bij het doopvont, om zo te verhelderen, aan het licht te brengen, in het licht te stellen, wat het betekent om gedoopt te worden? Er zijn aanwijzingen en argumenten die hiervoor pleiten.
Stomverwonderd waren de vrouwen, ontzet misschien ook wel. Het woord thambos heeft beide betekenisnuances.
Maar de jongeman zegt: weest niet zo verbaasd. Je had het kunnen weten, hij heeft het toch gezegd? ‘Nadat ik zal opgewekt zijn, zal ik u voorgaan naar Galilea'(14,28). Dan is de cirkel dus rond, want daar is het ook begonnen. Dat wil zeggen: daar is Jezus begonnen, gewoon daar waar hij woonde en thuishoorde. Daar begint het nu dus ook voor wie hem volgen wil, wie in hem gedoopt is, met hem bekleed: thuis, waar je woont en leeft en werkt. Bladeren we nu terug naar het begin van het evangelie van Marcus, dan zien we: één en al doop! Johannes doopt, Jezus wordt gedoopt, hij gaat naar Galilea en roept zijn discipelen. Het einde en het begin grijpen in elkaar. Het is een soort ‘vreugde der wet’. Je zou Marcus 16 en Marcus 1 (helemaal!) achter elkaar door moeten lezen. Wat staart gij naar de hemel? Wat filosofeert u over opstanding: lijfelijk, letterlijk of wat niet al? Vooruit, naar Galilea! Zieken genezen, melaatsen, verlamden; dan zul je hem zien.
Jullie zoeken Jezus, de Nazarener, de gekruisigde? Hij is opgewekt, hier is hij niet. Hij is opgewekt. Van egeiroo, de basisbetekenis is: wakker maken, wekken. God (divinum passivum) heeft hem wakker gemaakt. Hij heeft hem niet gelaten in de doodsslaap. Dan zou men hem nog een tijdje herinnerd (mimnèskoo) hebben bij het herinneringsteken (mnèmeion), die vrouwen, zijn leerlingen misschien, zijn vrienden, maar daarna: niets meer, prijs gegeven aan de vergetelheid van de geschiedenis. Maar hij is opgewekt in die jongeman en in al diegenen die zich met hem hebben bekleed. Kijk, hier is hij niet. Die jongeman is Jezus niet, hij is met hem bekleed. Zie de plaats waar ze hem hebben neergelegd: niets te zien. Het graf is leeg. God laat niet varen het werk van zijn handen. Wat Hij begonnen is laat zich niet achter een steen stoppen, hoe groot ook. De Nazarener? Niks bijzonders aan die man. Kan er uit Nazareth iets goeds komen? De gekruisigde? Ja, uit Nazareth! Een mens zoals ieder ander. Niks bijzonders. Elk mens, zelfs al komt die uit Nazareth, heeft de mogelijkheid, de kans, trouw te zijn tot het einde aan de zaak van God, uit te groeien tot beelddrager par excelance, tot zoonschap (m/v). Haast je, ga naar de leerlingen en zeg ze (vooral ook Petrus niet vergeten!) dat hij jullie voorgaat naar Galilea. Petrus loochende, maar wordt niet verloochend: ‘vocatur ex domine ne desperaret ex negatione’.
Ze vluchtten van het graf, de vermeende gedenkplaats, vandaan. Daar is hij immers niet, daar valt hij ook niet te gedenken. Gedenken als de opgewekte, die ons voorgaat naar Galilea, doe je hem bij brood en beker, niet bij een graf. Zoek de levende niet bij de doden.
Siddering en extase, want hier hebben wij te maken met de grote daden van God. Te groot voor woorden. Wie ooit in de Paasnacht aan het doopvont heeft gestaan weet van dit mysterium facsinosum ac tremendum. Zo moet opstanding gevierd worden, deze nacht. Met vreze en vreugde.
Scroll naar boven