Simeon en Hanna

Vertaling

`Zijn vader en moeder stonden verwonderd over wat van hem gezegd werd.´ Bij een schriftlezing die zo begint, vraagt iedereen zich natuurlijk af, ~wat~ er dan over hem gezegd werd, en dat blijkt ook inderdaad voor het verstaan van deze perikoop van essentieel belang — perikoopafgrenzing blijft een probleem! Minstens het laatste vers van de lofzang van Simeon moet in onze herinnering blijven, over het licht dat Simeon in de pasgeboren Jezus gezien heeft, een licht `tot onthulling/openbaring van de volkeren, en tot heerlijkheid van uw volk Israël.´ Daarmee is het thema neergezet: het heil voor Israël, als eersteling, te midden van de volkeren.
 

Simeon

De inhoud van Simeons bekende lofzang is opmerkelijk. Simeon put niet uit de overbekende messiaans geduide teksten die rond Advent en Kerst onze leesroosters vullen. Hij komt met woorden die niet zozeer focussen op het pasgeboren kind, maar sterk verwant zijn aan het taaleigen van Deutero-Jesaja. Geen Jesaja 7:14, `Immanuël´, geen Jesaja 9:6 `een kind is ons geboren´, geen Jesaja 11:1 `nieuwe loot aan de omgehakte boom van David´. Maar nog opmerkelijker is, dat de lofzang een soort epiloog krijgt, een uitleg misschien wel. Die woorden zijn alleen gericht tot Maria. In vers 33 staat ‘zijn vader’ nog zij aan zij met ‘zijn moeder’, en de zegen van Simeon is ~voor hen~ bestemd — daarmee moeten ze alle drie bedoeld zijn, vandaar dat dit tafereel ook wel als de `Heilige Familie´ bekend staat. Maar nu spitst Simeon zijn woorden toe, en dat alleen voor Maria´s oren. Samen met Lucas 2:19 (`Maria bewaarde deze woorden, die overwegende in haar hart´) en gezien de belangrijke rol die Maria in de eerste hoofdstukken van dit evangelie speelt, mag je veronderstellen dat Lucas aan Maria een dieper inzicht in de geheimen van haar zoon toeschrijft.
Die kennis, die nu ook aan ons wordt geopenbaard, houdt in, dat haar zoon een positie krijgt als steen des aanstoots en als struikelblok. Jes. 8:14v speelt hier op de achtergrond mee, waar het de Heer is die voor zijn volk niet alleen tot een struikelblok maar zelfs tot een `klapnet en valstrik´ zal zijn. Zoals altijd roept het aan de dag treden van heil ook reactie op, tegenstand, het brengt die tegenstand aan het licht. Zo zal Jezus´ optreden ook onthullend zijn in dubbele zin: het openbaart Gods heil, maar brengt ook aan de dag wat verborgen was: de `overleggingen van de harten van velen´ (vs. 35). Het naspeuren van dit woord loont de moeite. Het gaat bij deze overleggingen steeds om de bedenkingen, de innerlijke protesten, het gemonkel tegen wat de Messias overhoop komt halen: bezwaar tegen de vergeving van zonden (5:22), tegen genezing op de sabbat (6:8), debat wie de eerste mag zijn (9:46) en gedoe over de opstanding van Jezus (24:38). Die overleggingen zullen aan de dag komen en zó ontzenuwd worden.1
Van hieruit moet ook met terugwerkende kracht vers 32 begrepen worden, de openbaring ~voor/van~ de volkeren. De genitivus is op meerdere manieren te vertalen, maar ik pleit ervoor minstens óók in overweging te nemen, dat de boze plannen van de volkeren, die het daglicht niet kunnen verdragen, aan het licht komen. Ook dat is messiaans: we hebben immers psalm 2 uit de Kerstnacht nog in onze oren, over de volkeren die tekeer gaan?!
 

Hanna

Zo mogelijk nog intrigerender dan Simeon is de figuur van Hanna, en de rijkdom aan details die over haar verteld worden maken haar geheimzinnigheid alleen maar groter. Waarom moeten we al die bijzonderheden over haar weten? Misschien, omdat zij naast de sprekende Simeon een `stille getuige´ is. Zij is weliswaar profeet, en ze spreekt volgens het verhaal ook tot de omstanders, maar wat ze zegt horen we niet! Terwijl Simeons belang ligt in wat hij zegt, zal Hanna´s aanwezigheid, met alles wat zij is, veelzeggend genoeg moeten zijn.
Het is niet eenvoudig te onderscheiden tussen legende en waarheid, tussen in en uitlegkunde. Zonder twijfel voert Lucas haar op als een tweede getuige, naast Simeon. Dat ze vrouw is, naast deze man, kan ook geen toeval zijn. Haar leeftijd, vierentachtig, lijkt zinvol uit te leggen als zeven maal twaalf, het getal van de volkeren maal het getal van Israël; zulke getallenassociaties mogen speculatief lijken, maar waar de context het thema `Israël en de volkeren´ zo duidelijk aanreikt, lijkt me dit niet te ver voeren.
Maar de stam Aser? Moeten we denken aan de woorden van Mozes: `Gezegend zij Aser onder de zonen; hij zij bemind bij zijn broeders´ (Deut. 33:24)? De naam van haar vader is duidelijker: Fanuël, = Pniël, herinnert aan de Jabbok ervaring van aartsvader Jakob, vlak voor hij zijn broer Esau moet ontmoeten.2 De verzoening van broeders — broedervolkeren — in dat verhaal is nauw verwant aan het thema Israël volkeren.
Het verleidelijk om nog meer lijnen te trekken. Moeten we bij Hanna niet minstens óók denken aan de moeder van Samuël, die dezelfde naam draagt? Onze perikoop speelt immers in de tempel, terwijl ook in het verhaal in 1 Samuël 1 en 2 het heiligdom zo´n belangrijke rol speelt. Weliswaar wordt Jezus in onze scène niet afgestaan aan de tempel, maar de meteen hierop volgende verzen over de twaalfjarige Jezus maken duidelijk dat hij daar wèl thuishoort!
 

verwachting

Belangrijker dan een veelheid aan mogelijke associaties zijn de dingen die wel gezegd worden. Simeon en Hanna worden beide met één en hetzelfde trefwoord getekend: ~verwachting~. Terwijl Simeon de `vertroosting van Israël verwacht´ (vs. 25) is het Hanna de profetes die over Jezus spreekt tot `allen die voor Jeruzalem verlossing verwachten´ (vs. 38), dus Simeon en zijn geestverwanten. De omkering is te opvallend om toeval te zijn: Simeon die onder haar gehoor zou moeten zijn, spreekt grote woorden, en de woorden van Hanna die profetes is en verkondigt, worden in het evangelie niet opgetekend. Misschien wel, omdat het nu volgende verhaal ons gaat vertellen hoe en waarom dit kind haar woorden waarmaakt.
De verwachting begint dus voor Lucas bij Israël, maar strekt zich vanaf het begin uit in de richting van de volkeren. Juist met het oog op Simeon schrijft Willem Barnard: `De glorie van Israël bestaat in de opheffing van zijn uitzondering.´3

Noten

  1. Zie H. Rooze, `”Opdat onthuld worden de overleggingen uit de harten van velen´”, ~ACEBT~ 3 (1982), 99-106.↩︎
  2. Vgl. Ben Hemelsoet/Dirk Monshouwer, ~Lucas lezen naar de gewoonte van Pasen~. Zoetermeer (Boekencentrum) 1997, 41.↩︎
  3. W. Barnard, ~Stille omgang. Notities in het dagelijks verkeer met de Schriften~. Brasschaat 1993, 974.↩︎
Scroll naar boven