Lucas 23,46

 


het zevende kruiswoord

Goede vrijdag

Of op Goede Vrijdag gepreekt of gemediteerd moet worden, kan best een vraag zijn: vaak wordt gekozen voor een viering met alleen lezing van het lijdensevangelie, muziek en gebed. Maar áls er gepreekt of gemediteerd wordt, waarom dan niet aan de hand van een klein stukje exegese, in plaats van de grote lijnen die zo gauw dogmatisch worden, zij het klassiek of alternatief. Daarvoor leent het laatste kruiswoord zich goed.

het sterven van Jezus — synoptisch

Zoals bekend zijn er minstens drie evangeliën nodig om aan het totaal van zeven kruiswoorden te komen. Om die reden is de volgorde ook deels een kwestie van keuze. Dat geldt ook voor het kruiswoord in Lucas 23,46, want wie het Johannesevangelie leest vindt `Het is volbracht´ als laatste woorden van Jezus. Toch wordt in het algemeen Luc. 23:46b als het zevende en laatste kruiswoord geteld, en dat is ook begrijpelijk. Om het in context te kunnen plaatsen is kleine vergelijking van de stervensberichten van de synoptici.

De vertellingen van Marcus (15:34-39) en Matteüs (27:46-54) lopen grotendeels parallel. Jezus roept met luide stem zijn godverlatenheid uit met het bekende citaat uit Psalm 22:2, `Mijn God, Mijn God, waarom heb U mij verlaten?´ waarop bij de omstanders vanwege het `Eli´, `mijn God´ het misverstand ontstaat dat hij Elia aanroept. Vóór dat is opgehelderd roept Jezus met luide stem — Matteüs voegt heel precies `opnieuw´ toe — en blaast de laatste adem uit. Marcus schreef dat met een werkwoordsvorm die van dezelfde stam is als pneuma, geest, alleen Matteüs haalt dat woord expliciet naar voren door over het `afleggen van de geest´ te spreken.

Daarop vervolgen beiden het verhaal met het scheuren van het voorhangsel van de tempel, door Matteüs nog uitgebreid met de opstanding van gestorven heiligen en het getuigenis van de centurio.

Lucas

Lucas wijzigt in zijn relaas een paar essentiële dingen, die de sfeer ingrijpend veranderen. Hij heeft natuurlijk niet de recente exegese gekend die veronderstelt, dat met name Marcus´ verslag dicht bij de historische Jezus zit, en dat deze radeloos en vol onbegrip stierf, omdat hij verwacht had dat God inderdaad op het laatste moment met een legioen engelen zou ingrijpen. Maar hoe dan ook heeft hij wel de gedachte willen voorkomen, dat Jezus´ dood hem in een machteloze en uitzichtloze positie heeft gebracht. Wat Johannes nog veel sterker benadrukt, dat Jezus in heel de lijdensgeschiedenis zelf de regie in handen heeft, is bij Lucas ook duidelijk te vinden in wat je een houding van aanvaarding zou kunnen noemen.

Heel het citaat uit Psalm 22 vervalt daarom bij Lucas, en het scheuren van het voorhangsel van de tempel wordt naar voren gehaald, vóór Jezus´ dood. Mag je daaruit concluderen, dat reeds het volbrengen van het lijden en niet pas de dood van de Messias de verzoening bewerkstelligt? Of, dat met het lijden van zijn Zoon tot het uiterste God zich ten diepste heeft laten kennen, en dús ook het heilige der heiligen niet aan het oog onttrokken kan blijven?

Dan pas laat Lucas Jezus met luide stem roepen. Na de bij Jezus gebruikelijke aanroep `Vader´ volgt óók een psalmcitaat, maar nu uit Psalm 31:6: `Vader, in uw handen beveel ik mijn geest’ (NBG `51). En nu steekt het nauw. In onze denkwijze is het dualisme vlees-geest bijna een vanzelfsprekendheid, dus zeker met deze vertaling horen wij hier dat Jezus spreekt over een voortbestaan van zijn geest los van zijn lichaam, als `ziel´, bij God. Dat is nog maar de vraag, en de vertaling van pneuma met `geest´ is misschien al wel te suggestief. In de psalmen staat `mijn geest´ regelmatig parallel aan `mijn hart´ of eenvoudig aan `mij´ (zo ook in Ps. 31). De menselijke geest is de mens zelf, onder de aspecten van voelen, denken en willen, en er is veel te zeggen voor de NBV-vertaling: `Vader, in uw handen leg ik mijn *leven*.´ Let ook op Lucas 24:37,39, waar Lucas benadrukt dat de opgestane Jezus géén *pneuma* is, wat daar ongeveer `spook´ moet betekenen.

Psalm 31:6 werd, zo blijkt uit rabbijnse bronnen, in het vroege Jodendom als avondgebed gebruikt, waarbij de vrome Jood voor het slapengaan zijn of haar leven toevertrouwt aan God.1 Die betekenis moet het hier, in voortgezette vorm, ook hebben.

Ook het tweede gedeelte van het vers vraagt precieze aandacht. Lucas volgt hier letterlijk Marcus, hij haalt dus niet pneuma naar voren om het `afleggen van de geest´ te benadrukken. De NBG-vertaling `gaf de geest´ legt in combinatie met de eerste helft van het vers dan ook de verkeerde nadruk. De grondbetekenis van πνεῦμα is beweging, adem, dus `blies de laatste adem uit´ is de betere vertaling.2 Jezus vertrouwt zich aan de grens van zijn aardse leven toe aan God, bijna in de harmonieuze rust van iemand die gaat slapen.

de verkondiging van het zevende kruiswoord

Wat wil Lucas met deze kleine maar veelzeggende ingrepen zeggen? Wat in deze verzen blijkt, komt ook naar voren bij een verdere beschouwing van het lijdensverhaal naar Lucas: het is milder en minder scherp dan bij Marcus en Matteüs. Zo laat Lucas sommige extreme vernederingen van Jezus weg, bijvoorbeeld de scène van de bespotting met de doornenkroon. Ook is Jezus bij Lucas uitgesproken mild naar zijn omgeving, tot op het laatst: de bede om vergeving voor wie hem kruisigen (23:34) en de toezegging van het paradijs (Gods koninkrijk) aan de ene berouwvolle misdadiger (23:42).

Er is, of was, een prediking van Goede Vrijdag die het mooie en goede van het kruis wel erg benadrukte — soms zie je dat in 19e-eeuwse kruisstaties waar een eindeloos lieve Jezus, geheel onthecht aan dit aardse leven, het lijden onaangedaan over zich heen laat komen. Daartegenover is in de laatste decennia het kruislijden van Jezus vaak en met recht geschetst als gruwelijk: een gerechtelijk gelegitimeerde marteling en moord. Jezus werd daar een stuk menselijker van, en een stuk meer solidair met wie in onze tijd een vergelijkbaar lot delen. Zonder dat ooit te vergeten is er misschien aan de hand van het Lucasevangelie nu weer ruimte voor een ander aspect: Jezus die zijn weg gaat in het besef, dat het zo góed is, dat hij zo Gods opdracht gehoorzaam vervult, en zonder wanhoop maar in vol vertrouwen zijn leven beëindigt. Daarmee begint de doordenking natuurlijk pas, maar er is in elk geval een exegetisch vloertje gelegd.

Noten

1: Vgl. Strack/Billerbeck, Kommentar zum NT aus Talmud und Midrasch. München 8e dr. 1983, Bd. II, 269.

(2): Vgl. Gerhard Kittel (Red.), Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament. Stuttgart (Kohlhammer) 1932 etc. Bd. VI, 333vv s.v. πνεῦμα.

Scroll naar boven