De voetwassing
- Vierdag: 1-1-2000,
- Boek: Johannes
- Perikoop: Johannes 13,1-15
- Vertaler: Machteld van Woerden
Vertaling
1
Voor het feest van Pasen
-toen Jezus wist dat zijn uur gekomen was
om uit deze wereld over te gaan naar de Vader –
had hij, die de zijnen in deze wereld liefhad,
hen tot het einde lief.
2
Terwijl de maaltijd plaatsvond
en de duivel reeds in het hart van Judas van Simon Iskariot had neergelegd
dat hij hem zou uitleveren,
3
wetend1 dat de Vader hem alles in handen had gegeven
en dat hij van God was uitgegaan en tot God heengaat,
4
stond hij op van de maaltijd,
legde de kleren af
en nam een linnen doek waarmee hij zich omgordde.
5
Vervolgens goot hij water in het wasbekken
en begon de voeten van de leerlingen te wassen
en af te drogen met de linnen doek waarmee hij was omgord.
6
Hij kwam dan bij Simon Petrus; hij2 zei tot hem:
Heer, wil jij mij de voeten wassen?
7
Jezus antwoordde en zei hem:
Wat ik doe, weet jij nu (nog) niet,
na dit alles zul je het begrijpen.
8
Petrus zei tot hem:
Jij zult mij de voeten in der eeuwigheid niet wassen!
Jezus antwoordde hem:
Als ik je niet was heb je geen deel aan mij.
9
Simlon Petrus zei hem:
Heer, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd!
10
Jezus zei hem:
Wie een bad genomen heeft behoeft zich
-behalve de voeten-niet te laten wassen
want hij is geheel rein;
ook jullie zijn rein
maar niet allen.
11
Want hij wist wie hem zou uitleveren;
daarom zei hij: jullie zijn niet allen rein.
12
Toen hij dan hun voeten had gewassen, nam hij zijn kleren
ging weer aanliggen en zei hen:
Begrijpen jullie wat ik aan jullie heb gedaan?
13
14
Als ik jullie dan de voeten gewassen heb, de heer en leermeester,
dan zijn jullie ook verschuldigd elkaar de voeten te wassen;
15
want ik heb jullie een voorbeeld gegeven
opdat, zoals ik aan jullie heb gedaan,
ook jullie zouden doen.