Word wakker!

Vertaling

Deze drie verzen uit Jesaja 51 maken deel uit van een groter geheel. Het dubbele gebruik van het werkwoord `ontwaak´, op zich al bijzonder, herhaalt zich nog eens in vs. 17 en in 52:1. In die beide laatste teksten wordt Sion/Jeruzalem opgeroepen te ontwaken en op te staan. Gaat het in 51:17-23 om het verleden, om de toorn Gods waaronder stad en volk geleden hebben in de ballingschap, in 52:1-6 gaat het om de toekomst, de komende verlossing.
Maar daaraan vooraf gaat onze passage, en daar is iets anders aan de hand. Daar wordt ~God~ opgeroepen, te ontwaken en op te staan. Letterlijk is het de arm van de Heer die wordt aangesproken, maar met deze in onze oren drastische beeldspraak wordt God zelf opgeroepen nu eindelijk zijn belofte waar te maken!
Vers 9 alleen al is een preek waard. De Eeuwige wordt uitgedaagd te doen wat hij in de dagen van weleer wel deed: opstaan en zijn volk verlossen. Wie dat tot zich door laat dringen, zal het herkennen: Gods daden lijken altijd iets van vroeger, van een vorige generatie. Altijd lijkt het, alsof die `generaties uit de voortijd´ een besef van Gods aanwezigheid werd gegund, waaraan wij niet kunnen tippen.
De profetische schrijver noemt twee grote daden van God in het verleden: allereerst het doden van Rahab, het mythische zeemonster (het parallellisme is versterkend, het gaat niet om een tweede monster). God beteugelt de chaos, hij temt de oermachten om plaats te maken voor leven op de goede aarde. Vers 10 lijkt verder te gaan in die kosmische sfeer wanneer het bedwingen van de wateren der diepte ter sprake komt. Maar halverwege het vers verschuift het perspectief, en verwijst het droge dat God bevecht op de wateren niet meer naar Genesis 1 maar naar Exodus 14! Gods bevrijding wordt in de geschiedenis getrokken, het gaat ineens om bevrijding uit de slavernij. Maar nog steeds is het een kwestie van lang geleden, van de voorvaderen. Het volgende vers trekt die lijn echter in één beweging door naar het heden van de auteur, de terugkerende ballingen, en dan ook meteen maar helemaal, naar de vreugde over de terugkeer naar Sion: ~ook nu, ook voor ons~, kan Gods heil werkelijkheid worden.
 

soms, even

Het is goed te beseffen dat een auteur van zo lang geleden óók dat gevoel had, dat het allemaal al gebeurd was. Zijn woorden stralen een hevig verlangen uit naar vroeger, maar toch ook een verwonderde zekerheid: zou het kunnen, ja, het zal gebeuren dat JHWH opnieuw, net als vroeger, daden van verlossing tot stand brengt, ~nu~.
Twee opmerkingen bij dat `nu´. Ten eerste, dat het heel waarschijnlijk is dat de schrijver een stuk later dan de verlossende komst van de Perzische koning Cyrus gedacht moet worden; ook onze auteur kijkt al terug, en bemoedigt zijn volk met een verleden dat hem weliswaar meer nabij is dan schepping en uittocht, maar wél verleden. Ten tweede, dat de schets van het heil eschatologisch bedoeld moet zijn. Als de lotgevallen van de terugkerende ballingen ook maar enigszins lijken op bijvoorbeeld Ezra 1-6, dan is de werkelijke terugkeer geen schaduw geweest van de vreugdevolle intocht waarvan we hier horen. Zo is het met geloven: de daden Gods ontglippen ons vrijwel altijd naar een verleden dat soms korter, vaak langer geleden is, we zien Hem hooguit op zijn rug; en zijn goede toekomst is ons toegezegd, maar blijft een ~op ons toe komend~ heil.
Scroll naar boven