Gods bekering

Vertaling

Zijn inzet is duidelijk: na het gouden kalf is het nu wel mooi geweest. Zelfs de Eeuwige heeft niet eeuwig geduld met zijn volk. Na alle gemurmureer in de woestijn doet deze flagrante schending van de verbondstrouw de deur dicht. God werpt dat Mozes voor de voeten in een paar scherp-kritische verzen.
De rol van Mozes is opmerkelijk. Hij geeft God weerwerk, in de beste traditie van Abraham (Gen. 18:16-33). Mozes gaat niet in op de kritiek van JHWH. Daar is ook niks tegenin te brengen. Ogenschijnlijk lijkt hij alleen bezorgd over het PR-beleid van JHWH: uw naam gaat eraan, wat zullen de Egyptenaren wel niet zeggen over U?!1 } Maar daarmee is de diepere kwestie aangeroerd van Gods betrouwbaarheid. Omwille van zijn belofte aan Abraham, Isaak en Jakob móet God zich laten verbidden.
Is de Eeuwige nu omgegaan voor een mens, voor Mozes? Had de geschiedenis van Israël anders kunnen lopen, wanneer Mozes ~wel~ vereerd was geweest met het voorstel van God dat ~hij~ stamvader van een nieuw volk zou worden? Het ligt iets anders. Rasji meent al dat God zelf Mozes´ reactie uitlokt door vs. 10: `Laat mij begaan´. Dat vers impliceert dat Mozes op dat moment God in de weg staat, en dus de kans heeft iets tegen Gods voornemen in te brengen. Misschien is het geen toeval dat ~hannicha~, laat mij begaan (vs. 10) sterk rijmt op ~hinnachem~, verteren (vs. 12), èn op ~wajjinnachem~, (God) had berouw. Overigens horen we in Genesis 18 hetzelfde: ook daar lokt God Abrahams reactie uit door hem zelf zijn plannen mee te delen. Kennelijk is de God van Israël uit op dialoog, op tegenspraak.

Noten

  1. Een vergelijkbare redenering is te vinden in Ez. 36:22, 32 en in Num. 14:13-15. Zie ook mijn artikel `„Niet omwille van jullie”. De argumentatie voor Israëls herstel in Ezechiël 36:16-38´, in: ~ACEBT~ 26 (2011), 65-76, i.h.b. 70-73. Te vinden op {http://hdl.handle.net/1871/31744 VU-Dare.↩︎
Scroll naar boven