De geboorte van Mozes

Vertaling

vrouwenverhaal

Heel het begin van het boek Exodus wordt overheerst door vrouwen. Het is bekend, hoe het optreden van de mannen steeds gekenmerkt wordt door geweld en dood, van farao in Exodus 1 tot de vechtende mannen en de herders in Ex. 2:11-25. De vrouwen zijn er echter steeds met hun inzet om het leven te koesteren en te bewaren.1 Wie die rode draad vasthoudt, kan in dit verhaal al moeilijk meer uitglijden.
 

namen

Zorgvuldig worden alle persoonsnamen verzwegen, op één na. De beide hoofdpersonen worden op functionele wijze aangeduid: de ~dochter~ van farao, de ~zuster~ van het jongetje. Ook voor de niet onbelangrijke bijrollen, de ouders van het kind, horen we vooralsnog geen namen.
Mozes´ geboorte en redding vormt natuurlijk een centraal verhaal in de Joodse traditie, dat vráágt om legendevorming. Zo is het Mozes´ zuster, met haar profetische gaven, die al voorspeld heeft dat dit kind bijzonder kwaliteiten zal hebben.
De geboorte vindt al na zes maanden zwangerschap plaats, vandaar de problemen die ontstaan na drie maanden, wanneer de officiële geboortedag nadert (de Egyptenaren hielden dat nauwgezet bij…). Ook een andere oneffenheid lost men creatief op. In vs. 1-2 ~lijkt~ het, alsof Mozes het eerste kind van zijn ouders is, terwijl hij kort daarna een oudere zuster blijkt te hebben. Welnu, zegt de midrasj: Mozes´ vader had besloten, na het gruwelijke edict van de farao, van zijn vrouw te scheiden om geen kinderen te verwekken voor de verdrinkingsdood. Maar zijn dochter protesteert: je bent zo strenger dan de farao, die gunde tenminste de meisjes nog het leven. Bovendien: de farao kan een kind alleen het leven op aarde, niet het eeuwige leven ontnemen, en tenslotte reken je buiten de goddelijke voorzienigheid en verhindert de kans op de geboorte van een Bevrijder! Mirjams vader herziet zijn beslissing en huwt zijn vrouw voor de tweede keer.2
Het optreden van de moeder wekt bij eerste lezing bevreemding: `Toen zij zag, dat hij schoon was, verborg zij hem.´ (vs. 2, NBG). De gebrekkige vertaling van כִּי־טֹ֣וב ה֔וּא, ~tov~, kan leiden tot misverstand, dat ze een lelijk jongetje niet verborgen zou hebben… De midrasj merkt terecht op: elk kind is mooi in de ogen van de moeder. Het moet eerder gaan om goed in de zin van `geschikt voor een doel´. Dit jongetje is goed voor Gods doel, de bevrijding van zijn volk.
 

het water in

Een van de belangrijkste thema´s in het verhaal is dat van het water. De rivier, levensader voor Egypte, moet volgens de farao de plek van de dood worden voor de Joodse jongetjes. Met het woord תבה, ~teba~, mandje/kistje, dat in Gen. 6-8 ook voor de ark van Noach wordt gebruikt, wordt een verband gelegd met dit andere waterverhaal. Ik zie het vloedverhaal als een later opnemen van hetzelfde thema: zoals de redder van Israël in een mini-arkje dóór het water heen aan de dood was ontkomen, zo moest ook eerder de redder van de hele schepping in een mega-ark door het water heen gaan.
Tegelijk wijst het verhaal ook vooruit, naar de gebeurtenissen bij de Rietzee (Ex. 14). Het lijkt me ondenkbaar, dat daarbij niet gedacht zou zijn aan het einde dat de farao voorzien had voor de Joodse jongetjes. Dat maakt beter invoelbaar, waarom de Egyptische soldaten (mannen!) moeten ondergaan in het water, en dat Mozes´ zuster daarbij de reidans aanvoert (Ex. 15:20) maakt het verhaal helemaal rond.
Het plan werkt. Het kind is in het hol van de leeuw veiliger dan bij z´n eigen moeder. Er staat met nadruk, dat de dochter van farao heel goed weet dat dit een Hebreeuws kind is. Hoezo? Vanwege de besnijdenis? Realiseert ze zich dat er geen enkele andere reden kan zijn om je kind aan het water af te staan? Hoe dan ook, ze weet blijkbaar dat ze het vreemdelingenbeleid van haar vader doorkruist door dit jongetje te legaliseren. Daarmee voorkomt de verteller de definitieve demonisering: zelfs van het huis van de farao kan nog iets anders uitgaan dan dood en verderf, ook deze heidense vrouw kent erbarmen. Mozes´ zuster grijpt op het juiste moment daadkrachtig in, en dan komt er ook humor bij: de toekomstige bevrijder van Israël wordt met Egyptische staatssubsidie grootgebracht! De rabbijnse traditie onderstreept op haar eigen manier die gein door de dochter van farao als onbewuste profetes neer te zetten. Als zij zegt: `neem dit kind´ הֵילִ֜יכִי‮‬ אֶת־הַיֶּ֤לֶד, ~helichi~, lezen de rabbijnen dat als twee woorden: `hier, van jou!´
Aan het eind van het verhaal valt slechts één naam: die van Mozes, en die naam krijgt dus alle nadruk. Terwijl wij de naam Mozes in allerlei samenstellingen kennen als een Egyptische naam, geeft de verteller een (volks)etymologie, in de woorden van farao´s dochter. Terwijl ze het heeft over `uit het water getrokken´ lijkt ze het Hebreeuwse werkwoord niet helemaal te beheersen, want de vorm Mosjè is eerder een actief participium: ~hij die doet uittrekken~. Opnieuw profetisch.
 

`Poortje´

Het diepste wat over dit verhaal te zeggen is, is het uit handen geven van het kind aan het bedreigende water, in vertrouwen. Bert ter Schegget heeft een wonderschoon verhaal over `Poortje´ opgetekend, het Joodse meisje dat geen woord zegt als zij en haar ouders bij een razzia opgepakt worden en ze het kleine broertje niet meenemen maar in zijn wiegje laten liggen. Je moet wel Zippora (roepnaam `Poortje´) heten, om te kunnen begrijpen dat je het leven soms moet redden door het uit handen te geven.3

Noten

  1. Vgl. Jopie Siebert-Hommes, ~Laat de dochters léven! De literaire architectuur van Exodus 1 en 2 als toegang tot de interpretatie~ (diss.). Kampen 1993, 58-61↩︎
  2. Louis Ginzberg, ~Legends of the Bible~, Philadelphia/Jerusalem 1909 (repr. 1992), 289vv; ook bij Rasji.↩︎
  3. G.H. ter Schegget, ~Indachtig, herinneringen en schetsen~. Baarn 1981, 7-9.↩︎
Scroll naar boven