Daniël 1

 


Leven onder de gojim

Daniël 1 dient als introductie van Daniël en zijn drie vrienden, begaafde Judese jongens die in aanmerking komen voor een carrière aan het hof. Tegelijk komt een van de hoofdthema´s van het boek naar voren: hoe leef je te midden van een wereld met een totaal ander religieus kader, te midden van de heidenen, de gojim*? Daarbij blijkt enerzijds dat er veel kan en mag: Daniël en de zijnen trekken zich niet terug in het isolement maar nemen als hovelingen en adviseurs voluit deel aan het Babelse openbare leven. Ze accepteren als het moet zelfs andere namen (vs. 6, vgl. Jozef in Gen. 41:45) die vermoedelijk aan Babelse goden refereren: in elk geval is Bel te herkennen in Beltesassar. Anderzijds blijken er strikte grenzen te zijn: het aanbidden van beelden is geen optie (Dan. 3), en het verbod op het onderhouden van het dagelijks gebed wordt vanzelfsprekend genegeerd (Dan. 6). Wat betreft de spijswetten is Daniël vastbesloten zich niet te verontreinigen (1:8), maar naar buiten lijkt zijn optreden minder resoluut: hij verzoekt vriendelijk of hij en zijn vrienden tijdens hun opleiding een vegetarisch dieet mogen volgen, en hij komt de angstige `leider der hovelingen´ tegemoet met het voorstel van een proefperiode van tien dagen (vs. 12v). Je vraagt je af wat hij gedaan zou hebben als de uitslag daarvan tegen was gevallen. Maar Daniël is vol vertrouwen: het volgen van de geboden is niet alleen in zich een goede zaak maar ook verstandig en wijs, en het resultaat is concreet en praktisch zichtbaar.

Scroll naar boven