1 Samuël 4

 


De ark naar de Filistijnen

Raiders of the Lost Ark

Indiana Jones in Raiders of the Lost Ark had het al begrepen: de ark is een soort energiebron, rechtstreeks aangesloten op de onuitputtelijke energiecentrale van de Eeuwige zelf. Wie die in handen heeft, heeft macht ja toch? De Israëlieten *hebben* `m in handen, en waarom zou je hem dan niet gebruiken?

Wat is de verteller van dit verhaal toch een groot theoloog geweest. Want of er nu oude overlevering achter zit of niet, het verhaal heeft in ieder geval binnen 1 Samuël de vorm gekregen van een doordenking van Gods macht en Gods aanwezigheid. En hoe treurig het relaas ook is, met al die slachtoffers in en buiten de strijd, het een voorbeeld van hoe Israël op zijn beste momenten zijn eigen geschiedenis schrijft.

De oorsprong van de ark is duister. Er zijn diverse theorieën over deze `kist,´ wat er oorspronkelijk in bewaard werd, en de plekken waar hij verbleef. Maar dat zijn feitjes die de kerkganger hooguit kunnen interesseren maar niet zullen raken. Ik geef er de voorkeur aan, deze tekst te lezen als een verhalende meditatie over macht en goddelijke bescherming, die heel goed zou passen in of kort na de ballingschap. Zoals men toen vertrouwd had op de onaantastbaarheid van de tempel, zo was het al eens eerder fout gegaan. En zoals de profeet Jeremia Silo als voorbeeld neemt voor Jeruzalem (Jer. 7:12-14; Jer. 26:6-9), zo kan ook dit verhaal dienen als waarschuwing voor ongegrond vertrouwen en manipuleren met Gods bescherming.

Woord van Samuel = woord van de Heer?

Het is van belang de laatste twee verzen van het vorige hoofdstuk erbij te betrekken. Daar werd namelijk verteld, hoe Samuels ster rijzende was. Hij doet wat de zonen van Eli nalaten, en is van ganser betrokken bij de dienst aan de God van Israël. Door Samuëls toedoen klinken Gods woorden weer in Israël, die woorden die zo schaars geweest waren (1Sam. 2:1). Maar betekent dat nu, dat Gods woord en Samuels woord identiek zijn, dat hij ex cathedra Gods woord spreekt? Het is veelzeggend, dat ons verhaal ermee begint dat `het woord van Samuel´ Israël doet optrekken tegen de Filistijnen. Natuurlijk, de Filistijnen hebben in deze verhalen de schurkenrol, ze zijn de inhumane (want onbesneden) vijand bij uitstek. Maar toch, die veldslag nu en hier, had dat wel gemoeten, is er wel sprake van een heilige, gerechtvaardigde oorlog? Het wordt niet met zoveel woorden gezegd of ontkend, en daarom blijft het voor de Israëlieten ook een raadsel waarom de Heer hen in deze strijd de overwinning niet gegund heeft. Ze kiezen ervoor, alles op alles te zetten: de ark wordt ingezet.

Er zijn enkele situaties, waarbij de ark een rol in de strijd speelt. De bekendste is uiteraard de verovering van Jericho. Maar dáár was het een kwestie van wel of niet het beloofde land in kunnen, en daar had God Jozua uitdrukkelijke instructies gegeven hoe de liturgie bij de verovering voltrokken moest worden en welke rol de ark daarbij moest spelen (Joz. 6:2-5). Hier wordt het meenemen van de ark gebruikt als techniek gebruikt, maar het hart is eruit. De ark wordt een apparaat, een talisman waarmee je Gods aanwezigheid kunt afdwingen en daarmee de overwinning kunt behalen. Dat is de faliekant verkeerde opvatting van een trek-god: hij heeft maar mee te trekken naar waar wij heen gaan.

Naar de Filistijnen

Maar zo werkt het niet. Psychologisch nog wel: de Israëlieten juichen en de Filistijnen sidderen bij het zien van de ark. Ze zijn op de hoogte, want ze kennen de reputatie van deze godheid en de klappen die Egypte heeft gekregen. En ze zijn niet van zins, nu slaven van de Hebreeën te woorden, zoals die slaven van hen geweest zijn (overigens een merkwaardige opvatting van de relaties tussen volkeren, waarbij blijkbaar altijd van overheersing sprake moet zijn, óf van de een óf van de ander).

Maar de beoogde intimidatie werkt niet: integendeel, met de moed der wanhoop (vs. 9: `Wees mannen, en vecht!´) slagen de Filistijnen erin, andermaal de overwinning naar zich toe te trekken. Israëls nederlaag mét ark is zelfs vele malen groter dan de eerdere zónder ark: vierduizend tegen dertigduizend mensen, onder wie Chofni en Pinechas, de zonen van Eli, waarmee het godswoord in 2,34 is vervuld. De ark wordt veroverd en gaat letterlijk naar de Filistijnen.

Daarmee is de ellende nog niet voorbij. Aan het thuisfront in Silo veroorzaakt alleen al het bericht van het verlies van de ark maakt nieuwe slachtoffers. Voor de oude Eli, die om de ark veel bezorgder is dan om zijn zonen (vs. 13 en 18) is dit letterlijk de nekslag. Maar ook de zwangere vrouw van Pinechas sterft bij een vroeggeboorte, nog juist in staat om het kind zijn naam te geven: Ikabod, de eer is weg.

Wie het laatst lacht

Vanwege de hink-stap-sprong die we volgen door de Samuëlboeken komt het volgende hoofdstuk niet aan bod, en dat kan toch niet gemist worden. Want daar wordt het verhaal wéér op z´n kop gezet: de Filistijnen die denken dat zij nu de buit binnen hebben en de God van Israël hebben overwonnen, komen van een kouwe kermis thuis. Inderdaad, JHWH is nu aanwezig te midden van de Filistijnen, maar dan wel zoals Hij dat wil. Ze moeten ontdekken dat JHWH niet de ondergeschikte van hun god Dagon is; integendeel, die gaat letterlijk op z´n gezicht. Uiteindelijk weten de Filistijnen niet hoe gauw en met hoeveel egards ze de ark terug moeten sturen. Daarmee zijn de Israëlieten niet verontschuldigd, ook al komt de beoogde overwinning er dan uiteindelijk wel (1Sam. 6). Maar in dit dubbele verhaal is iets duidelijk geworden over de vrijheid van JHWH om op zijn eigen manier God te zijn.

Scroll naar boven