1 Samuël 18,1-16

 


Saul en David

Opnieuw gaat het in dit hoofdstuk over de twee Messiassen, David en Saul, naast en tegenover elkaar. Beide in zekere zin legitiem, beide gezalfd, maar de één heeft de toekomst, de ander niet.

In dit hoofdstuk gaat nog een derde persoon meespelen: Jonatan. Hem kennen we al uit hs. 14, waarin hij tegen de Filistijnen strijdt. Hij doet dus hetzelfde wat later David doet. Hij doet ook, wat zijn vader Saul eigenlijk had moeten doen: bevrijding brengen. Waar zijn vader in verwarring is, treedt Jonatan handelend op, en geeft zo inhoud aan het koningschap van Saul. Hij neemt de taak van de messiaanse koning waar, wanneer zijn vader tekort schiet.

David en Jonatan

Over de verhouding van David en Jonatan is veel geschreven. De traditionele visie is die van een uitzonderlijke vriendschap, van een soort die we verder niet zo vaak in de bijbel vinden: een diepe persoonlijke genegenheid. Maar wie het zo in het persoonlijke trekt, verliest daarbij uit het oog dat het `liefhebben´ wel erg eenzijdige trekken heeft. Niet alleen Jonatan, maar ieder in dit hoofdstuk heeft David lief, hij ondervindt sympathie en later zelfs liefde (*`ahab*) van heel Israël en Juda (vs. 16), van Sauls eigen dochter Michal (vs. 20), en van de dienaren van Saul (vs. 22, vgl. vs. 5): dus van iedereen, behalve van Saul zelf. Hij, de gewezen Messias, is de enige die de ware Messias niet herkent.

Daarbij is de `liefde´ van Jonatan natuurlijk de meest verrassende. Hij zou David immers met recht als zijn grootste concurrent kunnen beschouwen: een succesvolle en populaire legeraanvoerder is altijd een bedreiging voor de koning en de kroonprins.

Tussen David en Jonatan ontstaat echter geen haat of concurrentie, maar een `verbond´. Ook dat woord duidt erop, dat er meer aan de hand is dan een persoonlijke vriendschapsrelatie. David en Jonatan staan voor dezelfde zaak, de Messias en de Messias-plaatsvervanger zijn geen concurrenten. Jonatan treedt terug, nu de ware gezalfde aantreedt. Hij herkent David, hij ziet in hem de koning naar Gods hart die hij worden moet. Zijn persoonlijke ambities moeten wijken voor het messiaanse koningschap waarvoor David bestemd is. Het overdragen van zijn mantel en zwaard (vs. 4) is dan ook duidelijk symbolisch: hij draagt zijn (toekomstige) koningsmacht over aan David. Vrijwillig legt hij de aanspraken op de troon af. Hier al wordt David bevestigd in zijn koningschap. Dat de liefde tussen Jonatan en David soms wel erg eenzijdig is, heeft dus zijn oorzaak in de achtergrond van die liefde. Het gaat om Jonatans solidaire vriendschap voor de Messias.1

de Messias herkennen

Terwijl het optreden van de messiaanse bevrijder alom bijval en vreugde veroorzaakt, is Saul de enige die niet deelt in die vreugde. Hij wordt ons getekend als een problematische figuur, een geesteszieke wellicht, met depressieve verschijnselen. Het gaat ons nu niet zozeer om Sauls ziektegeschiedenis, maar om zijn optreden tegenover David. Hij blijft hem zien als concurrent, en trekt zo — heel anders dan Jonatan — het koningschap in de sfeer van persoonlijk succes en ambitie. Nadat hij aanvankelijk de briljante jongeman aan zich wilde binden (vs. 2), kan hij al gauw niet meer op tegen diens stijgende populariteit, die zich bijvoorbeeld uit in het voor Saul vernederende spotlied over de duizenden en de tienduizenden. Narratief in elk geval kreeg dit lied een grote bekendheid kreeg, want ook de Filistijnen blijken het later te kennen (21:12). Het koningschap, dat is het enige dat hem nog ontbreekt, concludeert Saul, en zijn woorden `nu alleen nog het koningschap´ (vs. 8) hebben dan ook profetisch gewicht. Saul verzint complot na complot. Een directe aanslag met zijn speer, maar ook het geven van gevaarlijke opdrachten aan David (vgl. later David zelf tegenover Uria, 2 Sam. 11:14v), en een poging tot een intrige via zijn dochter Michal. Dat alles mislukt, en heeft zelfs averechtse gevolgen. David vergroot zijn populariteit door de gevaarlijke opdrachten te volbrengen, Michal redt hem later van een aanslag (19:13vv).

Ook het werpen van de speer heeft tegengesteld effect. Na de mislukking is er angst, niet bij David, maar bij Saul! (vs. 12) Hij wéét, dat God met David is. Hij weet ook, dat hijzelf Gods gunst verloren heeft, en hij vreest de gezegende, en tracht die van zich af te houden.

Moeilijk is vs. 10: de boze geest, die Saul heeft aangegrepen, is `een boze geest van de HEER´. Hoe moeten we dat verstaan? God staat er in elk geval niet buiten. Dit alles gebeurt niet buiten Hem om. Saul´s koningschap is bezig te mislukken, maar het messiaanse koningschap, het redden, helpen, en bevrijden van het volk van God zal doorgang vinden, door de nieuwe Messias. Hij is geen bedreiging voor anderen, zoals Saul vreest: integendeel. Gezegend — met hem — is een ieder, die hem nu reeds (h)erkent.

Noten

1: Dan is er nog de kwestie van de vermeende homoseksuele relatie tussen David en Jonatan. Het debat daarover is in hoge mate politiseerd. Zie het internet: [http://www.gaychristian101.com/Jonathan-And-David.html](http://www.gaychristian101.com/Jonathan-And-David.html) heeft het verhaal als kroongetuige van de positieve houding van God/de Heilige Geest (als directe auteur van de bijbel!) tegenover homoseksualiteit; daartegenover [http://www.charismamag.com/blogs/fire-in-my-bones/17945-how-i-know-david-and-jonathan-weren-t-gay](http://www.charismamag.com/blogs/fire-in-my-bones/17945-how-i-know-david-and-jonathan-weren-t-gay), die allen die deze overtuiging zijn toegedaan `theologians´ tussen aanhalingstekens noemt, en spreekt over `totally perverting Bible stories´ en over `hijacking the gospel´.

Sommige uitdrukkingen, zoals David´s woorden in de klaagzang op Jonathan (`Jouw liefde was mij dierbaar, meer dan die van vrouwen´, 2 Sam. 1:26) wijzen in die richting, maar beter lijkt het, `ahab zakelijker op te vatten als loyaliteit, en liefde voor het koningschap van David. Vgl. J.A. Thompson, `The Significance of the Verb *Love* in the David-Jonathan Narratives in 1 Samuel´, *VT* 24 (1974), 334-338.

Scroll naar boven