Achab, en Elia

Vertaling

Achab

De verzen van deze perikoop schetsen het begin van de regering van Achab (876-854). Die regeringsperiode belooft niet veel goeds. Dat een koning `wandelt in de zonden zijns vaders´ is in de koningenboeken nog een vrij normale uitdrukking (vgl. 1Kon. 15:3, 1Kon. 15:26). Dat hij het erger maakt dan zijn voorgangers komt ook voor (zo bijvoorbeeld Achab´s vader Omri, 1Kon. 16:25). Maar in vs. 31 schiet de verteller uit in de krachtige retorische vraag: ‘Alsof het nog niet erg genoeg was dat hij het voorbeeld volgde van Jerobeam…’ (NBV hier krachtiger dan de wat vlakke NBG51, ‘was het te weinig voor hem (slechts) te gaan in de zonden van Jerobeam…’.
Achab maakt het nog bonter dan al zijn voorgangers door zijn huwelijk met de Phoenicische prinses Izebel. Met haar immers komt de Baälsdienst Israël binnen. Dat is niet haar persoonlijke voorkeur, want in de naam van haar vader (Ethbaäl, `met Baäl´, of `Baäl is met hem´) horen we al dat in Tyrus en Sidon Baäl er gewoon bij hoort.
Achab is succesvol. Hij weet, als vorst van een klein land, internationaal zijn partij mee te blazen. Zijn huwelijk met Izebel maakt deel uit van zijn strategie, want dat verzekert hem van goede handelscontacten. Daarmee onverbrekelijk verbonden is de import van de cultus van Baäl.
Het was diplomatiek gebruik in die dagen, dat de koningin uit het buitenland de gelegenheid moest hebben haar eigen godsdienst uit te oefenen. Maar er is meer aan de hand dan dit historische gegeven. De tegenstelling is niet die tussen bekrompenheid en religieuze tolerantie; theologisch gaat het bij de Baälsdienst nu juist om heel iets anders. Achab zoekt zich een weg in de wereld van macht en invloed, handel en rijkdom, en met succes. En hij krijgt precies de godsdienst die daarbij past, de dienst aan Baäl en Asjera. De god die `baas´ is, de god van carrière en succes, en de godin die vruchtbaarheid brengt. De begrippen voorspoed en succes gaan recht en gerechtigheid vervangen. Het lijkt erop, dat Achab die dienst aan Baäl niet slechts met tegenzin tolereert, maar vol overgave zelf beoefent. Hij dient Baäl, hij bouwt het altaar, hij maakt de Asjera. Vs. 33 maakt de cirkel rond: met dit en nog meer krenkt hij de HEER meer dan enig ander voor hem.
 

Jericho

Het dan volgende vers over de herbouw van Jericho (vs. 34) lijkt op het eerste gezicht een zwerfsteen. Maar het is tekenend dat juist nu verteld wordt, dat de stad herbouwd wordt waarover Jozua zijn vloek uitsprak (Joz. 6:26). Wat deze Hiël doet, is niets minder dan de intocht en alles waar Jozua en de zijnen voor stonden, terugdraaien. Blijkbaar is dat onder het regime van Achab nu mogelijk. De gesloten stad, die de toegang tot het beloofde land versperde, wordt herbouwd. Het heidendom, de bezitsdrang waarvoor zelfs kinderen geofferd worden, kan weer de ruimte krijgen in het land. De intocht lijkt voor niets geweest.
 

koning en profeet

Hier kan het niet bij blijven, dit vraagt om tegenspraak, en die komt er. Er is altijd een zekere spanning tussen koning en profeet, maar bij Achab en Elia is dat één voortdurende strijd, om de macht, en vooral om het recht. Elia komt plompverloren het verhaal binnenvallen, namelijk al sprekend: `Toen sprak Elia de Tisbiet…´ (17:1). Zijn herkomst wordt ternauwernood, de naam van zijn vader helemaal niet vermeld, want dat is niet belangrijk vergeleken met zijn spreken. Met zijn naam, die tegelijk een belijdenis is (`de HEER is mijn God´), is hij de enkeling die weerwoord biedt tegen deze algemene tendens van Baälsdienst, de eenling die zich staande houdt temidden van een overvloed van tegenstanders (vgl. ook 1 Kon. 18:19.25 en 19:10.14).
 

droogte

Waarom nu droogte? De joodse traditie heeft een midrasj, die dit aangeeft, en daarbij 17:1 meteen betrekt op 16:34: Achab en Elia gaan beide Hiël troosten na het verlies van zijn beide kinderen. Elia legt het verband met de vloek van Jozua, terwijl Achab meent, dat zo´n vloek niet werkt: immers de droogte die Mozes aankondigt in Deut. 11:16-17 komt ook niet uit, en toch dient heel het land andere goden! Dan spreekt Elia de woorden uit 17:1…
Er is dus verband tussen de droogte en de afgodendienst van Israël. Waarom juist nu deze droogte? Opdat Israël zal weten, dat niet Baäl of de andere goden in dit land de vruchtbaarheid geven. Met heel zijn succesvolle politiek loopt Achab hier vast.
Ook hier steekt de uitleg nauw. Het gaat niet om de afhankelijkheid van een grillige god die naar willekeur de hemel opent of sluit, het gaat om de trouw aan de God van uittocht, verbond, en Thora. Die heeft Achab verlaten, ook al noemt hij zijn god nog steeds óók JHWH. Er wordt vaak opgemerkt, dat de auteur van de Koningenboeken ons een gekleurd verhaal overlevert, en dat het met Achab vast niet zo erg was, want hij gaf immers zijn zonen keurig namen die de godsnaam bevatten. Om dit onbegrip is het nodig, het afdwalen van de HEER heel goed uit te leggen: het gaat niet om een formele naamsverwisseling, maar om de inhoud van deze nieuwe godsdienst. Het ergste is misschien nog niet eens het aanbidden van Baäl, maar het niet meer onderkennen van het verschil tussen JHWH en Baäl.
Daarom blijven wij als hoorders niet bij Achab in het land — wat daar gebeurt horen we niet — maar trekken met Elia over de Jordaan, terug tot buiten het land. Bij Elia, de gehoorzame knecht Gods, is immers wel water, en wel voedsel. Juist hij die niet de goden van overvloed en consumptie wilde aanbidden, komt niet tekort maar heeft nu eenvoudigweg genoeg om in leven te blijven.
Scroll naar boven