Exodus 8,27-27

 


Gaat God werkelijk op aarde wonen?

Kerst betekent dat God bij mensen woont op de aarde. En daar is hij al ver voor onze jaartelling mee begonnen, met vallen en opstaan. Lees delen uit Exodus, 2 Kronieken en Johannes.

Kerstfeest is een prachtig feest. Ook al kun je het elkaar nogal moeilijk maken met ergernis over alle glitter en consumptie. Of met afkeer van alle sentimentaliteit van de herdertjes, de stal, de kribbe die soms geen voerbak mag heten hoewel hij dat wel is, enzovoort. Dat zijn allemaal terechte debatten, omdat de feestelijkheden nog wel eens de eigenlijke verrassing willen laten uitdoven. Maar goed, wat vierden we ook al weer?

Het blijft een prachtig feest, als je even door de bril van koning Salomo wilt kijken. Die verbaast zich en stelt een paar keer de vraag of God dan echt op de aarde gaat wonen? Salomo bouwt de tempel voor JHWH in Jeruzalem, spreekt een lang gebed uit bij de inwijding van het heiligdom en vraagt zich daarin af: “Gaat God werkelijk op aarde wonen?” (1 Kon. 8:27)

Als de hemel hem al niet kan bevatten, dan toch zeker deze tempel ook niet? Dat is ook de ervaring van de profeet Jesaja (Jesaja 6) : de zoom van Gods gewaad past er net zo’n beetje in, maar dat is het dan. Dat blijkt trouwens ruim voldoende voor JHWH om te blijven zien wat er zich in de wereld afspeelt.

De NBV vertaalt de woorden van Salomo wel erg filosofisch: “Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen?” Dat staat er niet en ik zou zeggen: daar gaan wij ook niet over. Dat is misschien een leuke puzzel voor filosofen, maar de verbazing over wat God kennelijk toch doet, is op die manier wel weg. Dat het geen kosmologisch probleem is maar een verbaasde vraag, zie je aan de manier waarop dezelfde vraag van Salomo in het boek Kronieken wordt aangevuld: “Gaat God werkelijk bij mensen op aarde wonen?” (2 Kron. 6:18). Kunnen mensen dat aan?

Die verbazing heeft een goede reden, want Gods wonen onder de mensen heeft zo z’n eigen moeizame geschiedenis. In het boek Exodus begint het ‘wonen van God’ met een opdracht die Mozes aan Israël moet geven. Nadat in Exodus 24 het verbond tussen JHWH en Israël is gesloten, volgt in hoofdstuk 25 de opdracht om allerlei kostbaar materiaal te verzamelen om daarmee een heiligdom samen te stellen.

Ex. 25

8
Ze moeten voor mij een heiligdom maken en ik zal in hun midden wonen.
 
45
Ik zal in het midden van de Israëlieten wonen
en ik zal God voor hen zijn
46
en zij zullen beseffen dat ik JHWH hun God ben;
dat ik hen uit het land Egypte heb bevrijd,
om in hun midden te wonen.
 
32
‘ik ga niet meer mee in jouw midden.’
 
9
‘Laat de Adonaj toch in ons midden mee gaan.’
 
10
‘Heel het volk temidden waarvan jij bent, zal de daden van JHWH zien.’
 
13
‘Als mijn volk waarover mijn Naam is uitgeroepen, tot inkeer komt,
bidt, mij zoekt, zich bekeert,
dan zal ik vanuit de hemel luisteren en vergeven.’
 
14
Het woord is menselijk bestaan geworden en heeft bij ons gewoond,
vol van goedheid en waarheid.
En wij hebben zijn grootheid gezien,
de grootheid van de enige zoon van de Vader.
 
Scroll naar boven