Exodus 6,6-20
- Vertaling: Kees van Duin
- voor 1 januari 2000: ( -jaar)
- uit Exodus: Exodus 6,6-20
6
Daarom, zeg aan de kinderen van Israël:
Ik ben JHWH en ik zal jullie onder het slavenjuk van de Egyptenaren uithalen;
ik zal jullie redden van het harde werk voor hen
en ik zal jullie bevrijden, met overmacht en met harde sancties.
9
Mozes sprak op die manier met de kinderen van Israël,
maar ze hebben niet naar Mozes geluisterd,
uit moedeloosheid en vanwege het harde werk
10
JHWH sprak Mozes aan en zei:
11
Ga en spreek Farao de koning van Egypte aan;
hij moet de kinderen van Israël uit zijn land laten gaan.
12
Maar Mozes sprak JHWH tegen met de woorden:
Het is toch duidelijk.
De kinderen van Israël hebben niet naar mij geluisterd,
hoe zou Farao mij dan aanhoren,
terwijl ik ook nog moeite heb met spreken?’
13
JHWH sprak Mozes en Aäron aan
en gaf hen opdrachten voor de kinderen van Israël en voor Farao,
de koning van Egypte,
om de kinderen van Israël uit het land Egypte te laten vertrekken.
14
Dit zijn de hoofden van hun clans.
16
Dit zijn de namen van de zonen van Levi volgens hun generaties:
Gerson, Kehat en Merari.
20
Amram nam zich Jochebed, zijn verwante, tot vrouw
en zij baarde hem Aäron en Mozes.