Exodus 3,1-14

 


Wie is God eigenlijk?

Hoe eenvoudig kan het wezen. “Ik stuur je naar Farao. Breng mijn volk uit Egypte!” Maar ja, God heeft gemakkelijk praten. Kent U de ware krachtsverhoudingen in de wereld eigenlijk wel? De God van de aartsvaders tegenover de goddelijke farao? Hoe heet U eigenlijk? Over wie hebben we het?1

Mozes was inmiddels asielzoeker met een baan: schaapherder voor zijn schoonvader. Zou het leven verder nog iets brengen?

Wat de verteller al aan ons als lezers had gezegd: God hoort en ziet de pijn die de kinderen van Israël moeten ondergaan, dat was voor Mozes nog onbekend. Zijn werk brengt hem ver weg, door de woestijn heen naar een gebied met weidegronden, bij de Godsberg, Horeb. Een berg die al bekend stond als een plek van religie.

Hier vindt Mozes’ eerste ontmoeting plaats met de God van Israël. Hier zal God later het hele volk ontmoeten en het grote conflict over hoe God aanwezig is bij zijn volk worden uitgevochten (Ex. 32-33).

Mozes’ aandacht wordt getrokken. Een doornstruik staat in brand maar het is vuur dat de struik niet verteert. Wat is er aan de hand? Dat is de gezant van JHWH, zegt de verteller: signaal van Gods aanwezigheid. Verder wordt de naam JHWH gebruikt zonder ‘gezant’, en daarnaast de aanduiding ‘God’; beide zelfs in hetzelfde vers4.

Verschillende tradities

Is dat omdat de Naam nog aan Mozes moet worden uitgelegd? Maar je krijgt het nooit helemaal scherp: Mozes’ schoonvader heet hier Jetro, maar in hoofdstuk 2 heette hij Reüel. De huidige bijbeltekst is kennelijk gecomponeerd uit diverse literaire tradities. De verschillende aanduidingen voor God lijken in Exodus 3 te worden gebruikt voor een verschil in perspectief: Mozes heeft de Godservaring, God roept hem4 en Mozes is bang om naar God te kijken6. Het gesprek gaat vooral tussen God en Mozes, maar het is JHWH die steeds duidelijker wordt over wie God is. ‘Ik heb de ellende van mijn volk gezien’, zegt JHWH7.

Nadat God in vers 14 de vraag naar zijn Naam heeft beantwoord, zal hij steeds als JHWH spreken.

God stelt zich voor. ‘Ik ben de God van je vader’. Hij geen vreemde, niet uit een ver verleden, niet van ver in de oneindigheid, met mooie eigenschappen en een veel te hoge status. Zijn identiteit bestaat in ‘God zijn van …’ Een God die daarom zijn zintuigen gebruikt: zien, horen en dus: weten.

Hij noemt de werkwoorden die al in 2:24-25 stonden. ‘Ik ben de God van je vader, en dan ook de God van de voorvaderen.’ Zo dichtbij dat hij niet spreekt over ‘hun kinderen’, maar over ‘mijn volk’. En dat blijft God doen. Hij zal het als een refrein steeds weer in de oren van de farao toeteren: “Laat mijn volk gaan!”

Gods eigen waagstuk

Later, ook weer bij de Horeb, als Israël God in de gedaante van het gouden kalf tot echte god wil moderniseren, stopt het. ‘Mijn volk’, het komt niet meer uit Gods mond, wat Mozes ook probeert (Ex. 33). En dat gaat even duren, tot Leviticus 26:12. ‘De God zijn van …’, het is Gods eigen waagstuk.

Gaat dat zo eenvoudig? Mozes ziet eerst zichzelf als een probleem. Dan ziet Mozes een probleem bij Israël. U bent veel te vaag. Wat zijn uw sterke kanten? Ik moet met een naam komen, iets goddelijks. Een naam die indruk maakt: “dit is de grote God van de zee, of de bergen, of de zon …”

Niet op afroep

De Naam is niet een verzekeringspolis voor religieuze mensen, al worden deze woorden van God wel vaak in die sfeer vertaald. God is God, hij is er namens niemand en bij niemand in dienst. Meer theologie is daar niet bij nodig.

‘Ik ben’ niet op afroep beschikbaar, maar ik ben de God van jullie voorvaderen en daarom ook die van jullie. ‘De God zijn van …’, dat gaat over het gewone leven, en die Naam is zo sterk dat hij ook door de dood niet ongedaan gemaakt wordt, zegt Jezus over deze teksten (Lukas 20: 37-38). De rest is speculatie.

Dr. Eep Talstra is emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Vrije Universiteit

Noten

1:

Dit commentaar is eerst in CW opinie verschenen, zie: www.cw-opinie.nl. Wij danken de redactie voor de mogelijkheid dit commentaar op onze site te kunnen plaatsten.

De redactie, die er altijd een paar regels boven plaatst, heeft er toch weer de moderne vraag: Wie is God? van gemaakt.

Dat is eigenlijk een beetje jammer, want de enige die zo’n verkeerde vraag stelt is de farao (Ex. 5:2).

Scroll naar boven