Exodus 16,25-34

 


Oefentijd voor God en mensen

De jaren in de woestijn zijn niet alleen oefentijd voor het volk Israël, maar ook voor God zelf. Kan God inderdaad bij mensen wonen? Beseffen mensen wie hij is, en houdt hij het zelf vol?

Oefenen voor de Sjabbat gaat niet zo soepel in Exodus 16. Het is immers ook iets nieuws. Het woord ‘sjabbat’ wordt hier voor het eerst gebruikt. Pas later, in de tien geboden, klinkt de opdracht om de sjabbat te onderhouden.

Dat moeten we wel even vaststellen. Anders dan we wel verwachten van godsdienst, komen geboden niet ongemotiveerd uit de lucht vallen. Goden die dat wel zo doen, snappen het leven niet zo goed. De bevrijding uit Egypte is hét argument om het leven opnieuw in te richten, zegt JHWH (Exodus 20:2).

De tocht naar de berg Sinaï blijkt nu een periode om dat te oefenen, om te leren hoe vertrouwen, liturgie en leven samengaan. Maar dat heeft wel tijd nodig. Dat zie je aan de mannaverhalen. De eerste test in vertrouwen was de opdracht om het manna voor elke dag niet een nacht over te bewaren. Sommigen probeerden dat toch (vers 20). Het resultaat: maden en wormen. In moderne termen: gulzigheid en vervuiling liggen vlak bij elkaar.

Nu, op de zevende dag, gaat de test andersom. In vers 23 ontdekte Mozes dat de dubbele portie manna op de zesde dag bedoeld was om de sjabbat te leren houden. Je kunt vandaag het manna rustig de nacht over bewaren, het zal deze keer niet bederven

25
Mozes zei:
Eet dit1 vandaag, want deze dag is een sjabbat voor JHWH.
Vandaag zullen jullie het niet aantreffen op het veld.
26
Zes dagen kunnen jullie het verzamelen.
Maar op de zevende dag is het sjabbat, dan is het er niet.
 
27
Toch zijn op de zevende dag sommigen uit het volk er op uitgegaan, om te verzamelen,
maar ze hebben niets aangetroffen.
28
JHWH zei tegen Mozes:
Hoe lang gaat dat nog duren,
dat jullie weigeren om mijn opdrachten en mijn instructie te respecteren?
29
Begrijp dat nu toch:
JHWH heeft aan jullie de sjabbat gegeven.
Om die reden geeft hij jullie op de zesde dag brood voor twee dagen.
Jullie moeten ieder thuis blijven.
Niemand mag zijn plaats verlaten, op de zevende dag.
30
Toen hield het volk de sabbatsrust op de zevende dag.
31
Het huis Israël noemde het (brood): ‘man’.
Het is wit als korianderzaad en het heeft de smaak van honingkoek.
 
Maar je kunt het ook een oefentijd voor God zelf noemen: het schuurt voortdurend pijnlijk tussen JHWH en Israël, al vanaf het water bij Massa (Exodus 15:25). En dat gaat door, totdat JHWH zich, bij het religieuze evenement rond het gouden kalf, begint af te vragen of hij nog wel wil doorgaan met zijn project Israël.
 
32
Mozes zei:
JHWH heeft de volgende opdracht gegeven.
‘De hoeveelheid van een omer2 manna is ‘iets om te bewaren’ voor jullie generaties!’
De bedoeling is dat zij het brood zien dat ik jullie in de woestijn te eten heb gegeven,
toen ik jullie uit het land Egypte heb bevrijd.
 
33
Mozes zei tegen Aäron:
Neem een kruik en doe daar de hoeveelheid van een omer in.
Plaats die in de tegenwoordigheid van JHWH
als ‘iets om te bewaren’ voor jullie generaties.
34
Zoals JHWH aan Mozes opgedragen had.
En Aäron plaatste die in de tegenwoordigheid van de verbondsakte
als ‘iets om te bewaren’.
 

Noten

  1. brood, vs. 22↩︎

  2. vers 16↩︎

Scroll naar boven