Exodus 15,22-27
- Exegese: Eep Talstra
- van Exodus: Exodus 15,22-27
‘Vertrouw je mij’ vraagt God
Er staan niet alleen maar dingen in de Bijbel die we prettig vinden of die goed in het gehoor liggen. God is per slot van rekening de schepper van hemel en aarde, hij test en stelt eisen.
Exodus 15 begint met het lied van Mozes en Israël: ‘Zing een lied voor JHWH! Hij is immers hoog verheven en stortte paard en zijn berijder in de zee.’ In vers 20 antwoorden Mirjam en de vrouwen in reidansen, met de zelfde fundamentele regels van het lied: ‘Zing voor JHWH, hij stortte paard en zijn berijder in de zee.’
Met deze tekst waren we al even te gast in een liturgische viering in de tempel van Jeruzalem. ‘Het heiligdom dat uw handen hebben gevestigd,’ zong Mozes’ lied in vers 17.
Dat was de uitkomst van de uittocht uit Egypte. Maar zoals ook bij de viering van Pesach in de nacht van de uittocht, lopen liturgie, lofzang en de harde ervaringen van het leven in de Bijbel door elkaar. Bewust, want zo is onze dagelijkse ervaring. Het slot van Exodus 15 brengt ons terug bij de herinneringen aan Israëls moeizame tocht door de wildernis.