Lucas 9,28-36

Inleiding

Het 9e hoofdstuk van het evangelie naar Lucas, waaruit deze verzen zijn genomen, begint ermee dat Jezus zijn 12 leerlingen uitzendt om het koninkrijk der hemelen te verkondigen. Maar wie is Jezus zelf? Herodes is in de war: is hij de wederopgestane Johannes de Doper, is de profeet Elia teruggekeerd of is een van de andere profeten opgestaan? Als de 12 zijn teruggekeerd, trekt Jezus zich met zijn leerlingen terug op een verlaten plek, maar de mensen vinden hem en we horen het verhaal van de vijf broden en twee vissen. Jezus vraagt zijn leerlingen wie de mensen zeggen dat hij is, en opnieuw horen we dat hij de teruggekeerde profeet Elia zou kunnen zijn. Maar wie zeggen jullie dat ik ben? “De door God gezonden messias”, zegt Petrus, en Jezus gebiedt hen om dit aan niemand te zeggen. Dan kondigt Jezus zijn lijden aan en zegt dat wie hem wil volgen, zijn eigen kruis moet opnemen. Het koninkrijk is nabij, zegt hij: “Ik verzeker jullie dat sommigen die hier aanwezig zijn, de dood niet zullen ervaren voordat ze het koninkrijk van God hebben gezien”. Dit zijn “deze woorden” waarnaar in vers 28 wordt verwezen.

Daarmee begint dit wonderverhaal, nauw verbonden met dat andere verhaal dat deze zondag op het leesrooster staat: het verhaal over Mozes die de berg Sinaï opgaat zodat God voor de tweede keer de tien geboden op stenen tafelen kan schrijven in Exodus 34.

Vertaling

28
Het geschiedde na deze woorden, ongeveer acht dagen1:
Petrus en Johannes en Jacobus meenemend
ging hij de berg op om te aanbidden
 
29
en het geschiedde terwijl hij aan het bidden was:
de aanblik van zijn gezicht werd anders
en zijn witte kleed lichtte op
30
en kijk:
er waren twee mannen die met hem spraken.
Dat waren Mozes en Elia die,
31
in glans verschenen,
spraken over zijn uittocht,
die hij ging volbrengen in Jeruzalem.
32
Petrus en zij die bij hem waren,
zwaar geworden van slaap
maar wakker geworden, 
zagen zijn glans en die van de twee mannen die bij hem stonden.
 
33
En het geschiedde toen zij aanstalten maakten om bij hem te vertrekken
dat Petrus tot Jezus sprak:
Meester,
wat prachtig voor ons dat dit nu zo is;
laten we dan drie hutten bouwen,
een voor u,
en een voor Mozes
en een voor Elia —
niet wetende wat hij zei.
 
34
Maar terwijl hij dit zei, geschiedde dat er een wolk kwam
en hen overschaduwde.
Ze werden bang toen ze de wolk in gingen
en het geschiedde
35
dat er een stem was in de wolk die sprak:
deze, ja deze is mijn zoon, de uitgekozene,
naar hem, hem moeten jullie luisteren.
 
36
En bij het geschieden van de stem
werd Jezus weer alleen bevonden,
en zij, zij zwegen
en aan niemand vertelden ze in die dagen
ook maar iets van wat ze hadden gezien.

Noten

  1. Destijds begon men op de dag zelf te tellen: vandaag is de eerste dag, morgen de tweede, enzovoorts. Na acht dagen is dan precies een week voorbij. “Na ongeveer acht dagen” komt dus nauwkeurig overeen met “na ongeveer een week”.↩︎
Scroll naar boven