Lucas 9,28-36
- Vierdag: 16-3-2025, 2e van de 40 dagen
- Boek: Lucas
- Perikoop: Lucas 9,28-36
- Vertaler: Roelof Langman
Inleiding
Het 9e hoofdstuk van het evangelie naar Lucas, waaruit deze verzen zijn genomen, begint ermee dat Jezus zijn 12 leerlingen uitzendt om het koninkrijk der hemelen te verkondigen. Maar wie is Jezus zelf? Herodes is in de war: is hij de wederopgestane Johannes de Doper, is de profeet Elia teruggekeerd of is een van de andere profeten opgestaan? Als de 12 zijn teruggekeerd, trekt Jezus zich met zijn leerlingen terug op een verlaten plek, maar de mensen vinden hem en we horen het verhaal van de vijf broden en twee vissen. Jezus vraagt zijn leerlingen wie de mensen zeggen dat hij is, en opnieuw horen we dat hij de teruggekeerde profeet Elia zou kunnen zijn. Maar wie zeggen jullie dat ik ben? “De door God gezonden messias”, zegt Petrus, en Jezus gebiedt hen om dit aan niemand te zeggen. Dan kondigt Jezus zijn lijden aan en zegt dat wie hem wil volgen, zijn eigen kruis moet opnemen. Het koninkrijk is nabij, zegt hij: “Ik verzeker jullie dat sommigen die hier aanwezig zijn, de dood niet zullen ervaren voordat ze het koninkrijk van God hebben gezien”. Dit zijn “deze woorden” waarnaar in vers 28 wordt verwezen.
Daarmee begint dit wonderverhaal, nauw verbonden met dat andere verhaal dat deze zondag op het leesrooster staat: het verhaal over Mozes die de berg Sinaï opgaat zodat God voor de tweede keer de tien geboden op stenen tafelen kan schrijven in Exodus 34.
Vertaling
Noten
- Destijds begon men op de dag zelf te tellen: vandaag is de eerste dag, morgen de tweede, enzovoorts. Na acht dagen is dan precies een week voorbij. “Na ongeveer acht dagen” komt dus nauwkeurig overeen met “na ongeveer een week”.↩︎