Johannes 5,1-18

Inleiding

De perikoop opent met ‘Hierna’, d.w.z. na het tweede wonder (σημεῖον), dat Jezus deed toen hij uit Judea in Galilea (scl. Kana) was aangekomen, namelijk de genezing van de doodzieke zoon van een hoveling uit Kafarnaüm (4,43-54).

Jezus komt vanuit Galilea via een (de?) noordelijke stadspoort Jeruzalem binnen: de Schaapsoort, die naar de tempel leidt.

De perikoop heeft geen duidelijke afsluiting. De opmaat van het vervolg ligt al in v. 10, waar het tijdstip van de genezing (de sabbat) ter sprake komt. Daarop sluit vers 16 aan (‘En hierom vervolgden de joden Jezus … op sabbat’), vervolgens de verzen 17-18 (met ἀπεκρίνατο) en ten slotte 19-47 (eveneens met Ἀπεκρίνατο). De ‘schakelverzen’, die duidelijk maken hoe het volgende met het voorafgaande samenhangt, worden, anders dan het rooster opgeeft, hieronder opgenomen.

Vertaling

5, 1
Hierna was een1 feest van de joden2
en Jezus ging op naar Jeruzalem.
2
Er is3 in Jeruzalem bij de Schaapspoort4
Een bad5, dat in het Hebreeuws6 Bethzatha7 genoemd wordt,
dat vijf zuilengangen had.
3
Hierin lag een groot aantal zieken, blinden, kreupelen, verlamden8.
4
5
Daar was een man die achtendertig jaar ziek was10.
6
Toen Jezus deze zag liggen,
en in de wetenschap dat hij het11 al lange tijd was12,
zei13 hij tegen hem:
‘Wil je14 gezond worden?’
7
De zieke antwoordde hem:
‘Heer, ik heb niemand15 om,
wanneer het water in beweging gebracht wordt,
me in het bad te leggen16;
maar als ik17 erin ga, daalt een ander er voor18 mij in af.’
8
Jezus zegt hem:
‘Sta op, pak je ligmat op en ga lopen.’
9
En terstond was de man gezond
en pakte zijn ligmat op en liep.
 
Het was sabbat op die dag.
10
Toen begonnen de joden tegen de genezene te zeggen:
‘Het is sabbat en het is je niet toegestaan19 je ligmat op te pakken.’
11
Daarop antwoordde hij hun:
“Hij die mij gezond gemaakt heeft, die20 zei me:
‘Pak21 je ligmat op en ga lopen.’ ”
12
Zij vroegen hem:
“Wie is de man die je zei:
‘Pak op en ga lopen’?”
13
De genezene22 wist niet wie hij was;
Jezus had zich namelijk teruggetrokken terwijl23 een menigte op de plek was.
14
Hierna trof Jezus hem aan in de tempel24 en zei hem:
‘Zie, je bent gezond geworden, zondig25 niet meer,
opdat26 je niet iets ergers zal overkomen.’
15
De man ging weg en verkondigde27 aan de joden
dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had.
16
En hierom vervolgden de joden Jezus,
omdat hij dit deed op sabbat.
 
17
Jezus antwoordde hun:
‘Mijn vader werkt28 tot heden toe; ook ik werk’;
18
hierom dan eens te meer wilden de joden hem doden,
omdat hij niet alleen de sabbat afschafte29,
maar ook God zijn eigen vader noemde,
waardoor hij zichzelf gelijk maakte aan God.

Noten

  1. een feest: De variante lezing luidt ἡ ἑορτὴ. De handschriften die ‘het feest’ (i.p.v. ‘een feest’) lezen, zinspelen waarschijnlijk op het Paasfeest. Als ‘een feest’ wordt gelezen, is het mogelijk dat op Sukkot (z.BDAG i.v. ἑορτή) of toch een willekeurig ander feest gezinspeeld wordt. Minuskel 131 benoemt dit feest: η σκηνοπηγια (Sukkot). In 4,45 was tweemaal sprake van ‘het(!) feest’, en in 2,13 expressis verbis van het πάσχα.↩︎
  2. joden: Het betreft een godsdienstig feest (z. n. 1), vandaar ‘joden’ met een kleine letter. De vertaling ‘Judeeërs’ zou veronderstellen dat Galileeërs (Jezus zelf was een van hen) niet naar Jeruzalem optrokken (vgl. 4,45) om zich aan te sluiten bij een Judees-joods feest, maar bij een algemeen joods feest, t.w. Pascha of evt. Sukkot (z. nog n. 1). Het is niettemin mogelijk dat er een zekere rivaliteit tussen Galileeërs en Judeeërs bestond, die zo nu en dan tot uitbarsting kwam (z. bv. Joh. 7,13; 19,38; 20,19). Sinds de Hasmoneese tijd (2e eeuw voor onze jaartelling) werd Galilea als Judees gebied beschouwd. Dat neemt echter niet weg dat individuen zichzelf wel of niet als Joudaios beschouwden. In het licht van Hand. 2,5 en 2,9-11 laat de tegenstelling Galileeërs — Judeeëers zich gemakkelijker verklaren dan Galileeërs — joden. Maar z. nog v. 14: ἄνδρες Ἰουδαῖοι καὶ οἱ κατοικοῦντες Ἰερουσαλὴμ πάντες; sprak Petrus hier ‘joodse mannen’ of ‘mannen Judeeërs’ aan?↩︎
  3. is: Volgens Wallace, Daniel B. (Greek Grammar Beyond the Basics blz. 531) is dit geen præsens historicum omdat Johannes dat niet zou gebruiken, wat zou betekenen dat hij over een contemporain feit spreekt, dus voor de verwoesting van Jeruzalem. BDR § 321,3 wijst echter een præsens historicum aan in Joh. 1,15. Z. bv. ook v. 6, 8, 14 en 15. Ook kan het bouwwerk na 70 nog gedeeltelijk in functie zijn geweest (Jeremias, D. Dr. Joachim, Die Wiederentdeckung von Bethesda. Johannes 5,2, blz. 9).↩︎
  4. Schaapspoort: Waarschijnlijk moet hier het in de Griekse hss. ontbrekende woord πύλη worden opgevat als een ellipsis bij het adiectieve (of andere) attribuut: bij attributen ontbreekt vaak het bijbehorende substantivum (hier een femininum) en het attributivum krijgt dan substantivische waarde: ἐπὶ τῇ προβατικῇ, t.w. πύλῃ (BDR § 241, n. 9). Jeremias, Die Wiederentdeckung blz. 5 leest echter ‘schaapsbassin’ (ἐπὶ τῇ προβατικῇ κολυμβήθρᾳ). E.e.a. is niet onlogisch wanneer men bedenkt dat deze poort ten noorden van het tempelgebied lag.↩︎
  5. bad: Het verband dat Kees Meijer in zijn vertaling van deze passage op deze website (4-7-2021) legt tussen κολυμβήθρα en מִקְוֶה (n. 1: ‘reservoir zoals de mikweh = reinigingsbad in de synagoge; mikweh is ook het Hebreeuwse woord voor de samenvloeiing van de wateren in Genesis 1:10’) is wellicht wat vergezocht: in de mt staat weliswaar מִקְוֶה, maar de lxx-vertaling daarvan is σύστημα en in de lxx is κολυμβήθρα nooit de vertaling van מִקְוֶה. Dat er miqwaot bestaan hebben, staat archeologisch vast, maar in de bijbel duidt de term mikweh nergens op een ‘reinigingsbad in de synagoge’, zoals Kees Meijer suggereert.↩︎
  6. Hebreeuws: Feitelijk is Bethzatha een Aramees woord.↩︎
  7. Bethzatha: ‘Huis van de weldaad, van de barmhartigheid, van de genade’ (zo Murre, i.v. βηθεσδά, die de naam dus in verband brengt met בֵּית חֶסֶד/חִסְדָּא; vgl. Pesh. ܒ݁ܶܝܬ݂ ܚܶܣܕ݁ܳܐ), gelegen in het noord(oost)en van Jeruzalem. De naam wordt ook verklaard als בֵּת זֵיתָא, ‘huis van de olijf(boom/-gaard)’. Zowel de oorspronkelijke betekenis als de als de schrijfwijze blijft onzeker. Delitzsch (‘Talmudische Studien Ⅹ. Bethesda‘ blz. 623) verklaart de naam als ‘huis van de zuilen’ (אִסְטְוָנִיתאצטוניתסְטָיו, dat verwant is met στοά; vgl. nog Syr. ܐܶܣܛܘܳܐ).↩︎
  8. Een aantal (Byzantijnse) hss., en dus ook de (h)sv, voegt hieraan toe: ‘die wachtten op de beroering van het water.’↩︎
  9. Dit vers ontbreekt in veel hss.; een aantal (Byz.) hss. heeft: ‘Want een engel (van de Heer/God) daalde op gezette tijden in het bad af en bracht het water in beweging; de eerste dan die na de beweging van het water instapte werd gezond, aan wat voor ziekte hij op dat moment ook leed.’↩︎
  10. was: Voor deze vertaling van ἔχων z. bdag i.v. ἔχω 7b.↩︎
  11. In het Grieks staat alleen ἔχει, zonder object.↩︎
  12. was: Z. n. 10.↩︎
  13. zei: Hier kan het Griekse præsens niet met een o.t.t. vertaald worden wegens de Nederlandse regels voor de contecutio temporum, z. de ANS § 2.4.8.11 (‘Toen … zag … zegt’ is uitgesloten).↩︎
  14. Het is de vraag of Jezus deze vreemde in zijn aanspraak tutoyeerde of vousvoyeerde. In v. 8 gebruikt hij een imperativus, een werkwoordsvorm die lijkt te duiden op een relatie hoger geplaatste — lager geplaatste, maar empatisch tutoyeren is ook mogelijk. In v. 10 gaat het niet alleen om een citaat, maar ook om een aanduiding die de spreker op zichzelf betrekt. In vv. 10 en 12 wordt de man bijtend, en dus niet met ‘u’ aangesproken.↩︎
  15. niemand: Hier is de vertaling ‘geen mens’ ook mogelijk (zo Kees Meijer op deze website, de (h)sv, de nv51, wv95, 12, nb en nbv04, 21). Omdat in het Koinè-Grieks ἄνθρωπος vaak het equivalent van τις is (bdr § 301,2), is hier gekozen voor ‘niemand’.↩︎
  16. leggen: Niet: ‘werpen’ [zo Kees Meijer op deze website, de (h)sv, de nv51 en de nb]. In het Koinè-Grieks betekent βάλλειν niet meer per se ‘werpen’, maar heeft een ‘afgezwakte’ betekenis.↩︎
  17. ik: Het ἐγώ kan hier duiden op een beklemtoning of een tegenstelling (‘ìk’, ‘ikzelf’), maar hoeft dat niet (bdr § 277,1 en 2).↩︎
  18. voor: Zowel in temporele als locatieve betekenis: de plaats voor impliceert de tijd voor (Porter, Stanley E., Idioms § 4.14.2).↩︎
  19. toegestaan: D.w.z. volgens de Wet toegestaan.↩︎
  20. die: Het redundante Ἐκεῖνος klinkt in het Nederlands als spreektaal, maar hoeft ‘eigenlijk’ niet vertaald te worden (z. nog Porter, Idioms hfst. 8).↩︎
  21. ‘Pak … lopen’: Het ἔγειρε (‘sta op’, z. v. 8) blijft in dit citaat (v. 11) achterwege. In v. 12 wordt de kern van wat de genezene zei als een echo letterlijk geciteerd, niet om een verklaring te krijgen, maar als aanklacht, ter verkrijging van bewijs (Estes, Douglas, Questions and Rhetoric in the Greek New Testament. An Essential Reference Resource for Exegesis blz. 303). Dit gaat in v. 16 een rol spelen.↩︎
  22. genezene: Hier staat in het Grieks ὁ ἰαθεὶς, in v. 13 τῷ τεθεραπευμένῳ. Θεραπεύω heeft meer betrekking op medisch handelen; ἰάομαι meer op ‘verzorgen’, ‘gezond maken’.↩︎
  23. terwijl een menigte op de plek was: Ὄχλου kan ook worden opgevat als een genitivus separativus en ὄντος als bijvoeglijk: ‘van de menigte die op de plek was.’↩︎
  24. tempel (ἱερόν): Het gaat hierbij om het (gehele) tempelcomplex; Johannes gebruikt het woord ἱερόν 10×, altijd met betrekking tot het tempelterrein, inclusief de voorhoven, niet beperkt tot het heiligdom (Wallace, ggbb blz. 560, n. 15; z. nog bdag i.v. ἱερόν en ναός).↩︎
  25. zondig niet meer: De nbv[21]{.smallcaps} voegt toe: ‘daarom’. Waarom? ‘Zondigen’ is in het voorafgaande niet ter sprake gekomen.↩︎
  26. opdat … overkomen: Voor een andere visie op de samenhang tussen ziekte en zonde z. Joh. 9,2-3.↩︎
  27. verkondigde: Alternatieve vertaling van ἀναγγέλλω: ‘bracht verslag uit’.↩︎
  28. werkt: Præsens durativum (z. bdr § 318,2; Porter, Idioms § 2.1.5); vgl. wv75: ‘Mijn Vader is tot op de dag van vandaag voortdurend aan het werk, en ook Ik houd niet op met werken.’↩︎
  29. Vgl. Mat. 5,19.↩︎
Scroll naar boven