Handelingen 20,13-38
- Vierdag: 2-11-2025, 7e van de herfst
- Boek: Handelingen
- Perikoop: Handelingen 20,13-38
- Vertaler: Peter Crom
Inleiding
Vertaling
20, 13
Wij waren echter al vooruitgegaan naar het schip en zeilden naar Assos,
omdat we van plan waren Paulus daar op te pikken;
want hij had het zo georganiseerd,
omdat hij te voet wilde gaan.
14
Toen hij ons trof in Assos,
pikten we hem op en gingen we naar Mitylene.
15
Toen we de volgende dag verder gevaren waren,
arriveerden we tegenover Chios,
en de volgende dag kwamen we aan op Samos
en vervolgens kwamen wij aan in Milete.
16
Want Paulus had besloten om Efese voorbij te varen,
opdat het hem niet zou gebeuren dat hij een tijdje in Asia zou moeten blijven;
want hij had haast:
hij wilde zo mogelijk op de Pinksterdag in Jeruzalem zijn.
17
Iemand uit Milete werd naar Efese gezonden
om de oudsten van de gemeente naar hem uit te nodigen.
18
Toen ze bij hem gekomen waren
zei hij tot hen:
Jullie weten, van de eerste dag dat ik in Asia gekomen ben af,
hoe ik al de tijd bij jullie was,
19
de Heer dienend in alle nederigheid,
met tranen en beproevingen van mijn ervaringen met de samenzweringen van de Joden;
20
hoe ik niets van wat nuttig was, heb nagelaten u te verkondigen en te onderwijzen, in het openbaar en huis aan huis,
21
daarbij getuigend om Joden en Grieken aan te sporen tot bekering tot God en het geloof in onze Heer Jezus [Christus].
22
En kijk, nu reis ik, gebonden door de Geest, naar Jeruzalem,
zonder te weten wat me daar zal overkomen,
23
behalve dat de Heilige Geest mij in elke stad ervan overtuigt
dat kettingen en verdrukkingen mij staan te wachten.
24
Ik maak mij geen enkele zorg over mijn leven;
voor mij is het enkel van belang dat ik mijn pad maar kan afmaken en de bediening
die ik van de Heer Jezus heb ontvangen om indringend te getuigen van het evangelie van Gods genade.
25
En kijk, nu weet ik dat niemand van u, aan wie ik op mijn reizen het koninkrijk heb verkondigd,
mijn aangezicht terug zal zien.
26
Daarom betuig ik u op deze huidige dag
dat ik onschuldig ben aan het bloed van u allen,
27
want ik heb mij niet ingehouden
om jullie heel het raadsbesluit van God te verkondigen.
28
Zorg voor uzelf en voor de hele kudde
waarover de Heilige Geest u als opzieners heeft aangesteld;
wees een herder voor Gods gemeente, die Hij gekocht heeft met het bloed van het zijne.
29
Ik weet
dat er na mijn vertrek woeste wolven bij u zullen binnendringen,
die de kudde niet zullen ontzien.
30
Ook uit uw eigen kring zullen mensen voortkomen
die de waarheid verdraaien
om de leerlingen voor zich te winnen.
31
Wees daarom waakzaam
zonder te vergeten
hoe ik ieder van u drie jaar lang dag en nacht onder tranen steeds weer raad heb gegeven.
32
Nu vertrouw ik u toe aan God en aan het woord van zijn genade,
dat in staat is op te bouwen
en dat ons deel zal geven met allen die geheiligd zijn.
33
Goud, zilver of kleding heb ik van niemand verlangd;
34
u weet wel
dat ik heb voorzien in mijn levensonderhoud en dat van mijn metgezellen met mijn eigen handen.
35
In alles heb ik u getoond
dat u de zwakken zo, door hard te werken, moet steunen,
indachtig de woorden van de Heer Jezus, die immers gezegd heeft:
“Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.”‘
36
Toen hij uitgesproken was,
knielde hij samen met de aanwezigen neer
en bad.
37
Allen begonnen luid te huilen,
ze vielen Paulus om de hals
en kusten hem.
38
Ze waren vooral zo ontdaan omdat hij gezegd had
dat ze zijn gezicht niet terug zouden zien.
Toen begeleidden ze hem naar het schip.