1 Koningen 3,1-15

Inleiding

Salomo is in de bijbelse vertelling een dubbelzinnige figuur. Enerzijds is hij de schitterende, wijze en rijke koning; anderzijds hangen er om zijn koningschap ook schaduwen. Die vinden we vooral aan het begin, de manier waarop hij aan de macht komt (1 Koningen 1-2), en aan het eind (1 Koningen 11). Dit hoofdstuk 3 is programmatisch: hier wordt duidelijk hoe het ware koningschap van Salomo, in het voetspoor van zijn vader David, zich hoort af te spelen. Dit is de koning zoals Psalm 72 die tekent. 3,1-15 laat zien waar die wijsheid vandaan komt, en 3,16-28 illustreert dat met een voorbeeld.

De vertaling is voor 3,5-15 gebaseerd op die van Karel Deurloo, met aanpassingen.

Vertaling

1
Salomo verzwagerde1 zich met de farao, de koning van Egypte,
hij nam de een2 dochter van de farao tot vrouw3
en hij bracht haar naar de Davidsburcht,
totdat hij voltooid had
het bouwen van zijn huis en het huis van JHWH en de muren van Jeruzalem rondom.
2
Alleen was het volk nog gewoon, te offeren op de hoogten,
want er was tot op die dagen nog geen huis voor de Naam4 van JHWH gebouwd.
3
Salomo had JHWH lief
door te gaan in de inzettingen van zijn vader David;
alleen was hij gewoon op de hoogten te offeren en rookoffers te brengen.
 
4
De koning ging eens naar Gibeon om daar te offeren,
want dat was de belangrijkste hoogte.
Duizend brandoffers deed Salomo opstijgen op dat altaar.
5
In Gibeon liet JHWH zich ’s nachts aan Salomo zien in een droom.
God zei:
Vraag,
wat zal ik je geven?
6
Salomo zei:
Uzelf hebt grote goedgunstigheid gedaan aan uw dienstknecht David, mijn vader,
omdat hij voor uw aangezicht wandelde
in trouw en rechtvaardigheid en oprechtheid van hart tegenover u,
en u hebt voor hem die grote goedgunstigheid bewaard
en u hebt hem een zoon gegeven die op zijn troon zit
op deze eigenste dag
7
Welnu, JHWH mijn god,
u hebt zelf uw dienstknecht5 koning gemaakt in plaats van mijn vader David.
Ik ben echter een kleine jongen,6
ik zou niet weten hoe ik naar buiten of naar binnen zou moeten gaan.7
8
Uw knecht nu is te midden van uw volk
dat u uitgekozen heeft
een talrijk volk, dat niet geteld en niet opgetekend kan worden
omdat het zo talrijk is.
9
Geef dan aan uw dienstknecht een hart dat gehoor geeft
om over uw volk recht te spreken,
om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad,
want wie kan over dit gewichtige8 volk van u rechtspreken?
10
Dit woord nu was goed in de ogen van JHWH,
dat Salomo dit gevraagd had.
11
God zei tot hem:
Omdat je dit gevraagd hebt
en je voor jezelf geen veelheid aan levensdagen hebt gevraagd,
je voor jezelf geen rijkdom hebt gevraagd,
en je niet gevraagd hebt om het leven van je vijanden,
maar je voor jezelf gevraagd om te kunnen9 onderscheiden,
om gehoor te kunnen geven aan wat recht is:
12
kijk, ik zal doen naar je woorden.
Kijk, ik geef jou een wijs en onderscheidend hart
zodat er geen vóór jou geweest is als jij,
en na jou geen zal opstaan als jij.
13
En ook wat je niet gevraagd hebt zal ik je geven:
ook rijkdom, ook eer,
zodat er geen mens onder de koningen zal zijn zoals jij
al je dagen.
14
En wanneer je wandelt op mijn wegen
door mijn inzettingen en mijn geboden te bewaren
zoals je vader David gewandeld heeft,
dan zal ik je levensdagen verlengen.
 
15
Toen ontwaakte Salomo
en kijk, het was een droom geweest.
Hij kwam in Jeruzalem
en ging voor de ark van het verbond van de Heer staan.
Hij liet brandoffers opstijgen en bracht vredeoffers
en richtte een banket aan voor al zijn dienstknechten.

Noten

  1. Dit is de enige term die het Nederlands hiervoor heeft, waarbij dan wel het woord חתן — bruidegom, niet weer te geven valt.↩︎
  2. Het onbepaald lidwoord bij en constructus-verbinding is een mogelijke vertaling, en plausibeler dan ‘de’.↩︎
  3. ’tot vrouw’ staat er niet woordelijk, maar wel feitelijk: ‘nemen’ alleen is hier te grof, het is terminus technicus voor ‘huwen’.↩︎
  4. De hoofdletter vanwege het gegeven dat de ‘Naam’ bijna een soort hypostase wordt voor JHWH, of voor zijn aanwezigheid op aarde, wat later sjechina gaat heten. Zie ook 1 Koningen 8, passim.↩︎
  5. Hiermee verwijst Salomo naar zichzelf, en het logisch om dat als taaleigenschap te beschouwen en niet te vertalen, maar dan verlies je het verband met de ‘dienstknecht’ David, in wiens voetspoor Salomo wil treden.↩︎
  6. Een נער kan alles zijn tussen zuigeling en jongeman, net onder de wapenen, maar hier, met קטן erbij, ligt nadruk op zijn jong en daarmee nog niet geschikt zijn. Vgl. o.a. Jer. 1:6.↩︎
  7. Dit voor een werkvertaling. NBV ‘ik heb geen ervaring’ is natuurlijk zakelijk juist.↩︎
  8. כבד — lett. ‘zwaar’, vandaar ‘gewichtig’. Ligt de nadruk op de omvang of het belang van het volk? Beide kan.↩︎
  9. Hier modaal vertaald met ‘kunnen’, evenals de volgende regel. Dit ligt inhoudelijk voor de hand, lijkt impliciet bedoeld.↩︎
Scroll naar boven