Micha 4,1-5
- Vierdag: 14-4-2024, 3e van Pasen
- Boek: Micha
- Perikoop: Micha 4,1-5
- Vertaler: Adri van der Wal
Vertaling
1
2
3
Hij zal recht spreken tussen vele naties
en vonnissen over machtige volken,
tot in de verte.
Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen,
hun speren tot snoeischaren.
Niet zullen zij, volk tegen volk, nog het zwaard opheffen
en zij zullen zich niet meer oefenen in oorlog.
4
Men zal ieder onder zijn wijnstok zitten
of onder zijn vijgenboom,
er is niemand die opschrikt.
Ja,
de mond van de Eeuwige, Hij van de legermachten, zegt dit.
5
Ook al gaan alle naties ieder in de naam van zijn god,
wij, wij zullen gaan in de naam van de Eeuwige, onze God,
voor eeuwig en altijd.5
Noten
- כון: HAL: ‘Bestand haben’. Hier wordt een participium gebruikt om aan te duiden dat dit blijvend is.↩︎
- Deze passage gebruikt de termen גוי en עם. De eerste term is vertaald met ‘volk’ (4:2.3), de tweede met ‘natie’ (4,1.3.5).↩︎
- Daarmee is getracht de prepositie מן recht te doen. De verbinding van dit werkwoord met deze prepositie komt alleen hier en in de parallelle plaats Jes. 2,3 voor.↩︎
- כי is emfatisch vertaald.↩︎
- Deze betuiging van verbondenheid met de Eeuwige, waarin het nadrukkelijke ‘wij’ (אנחנו) wordt gebruikt, onderscheidt zich van het voorafgaande.↩︎