Marcus 6,45-56

Inleiding

De reis van het apostolaat die de leerlingen te maken hebben gaat na de brooduitdeling een nieuwe fase in. De overzijde moet bereikt worden te Bethsaïda. Daar komt zelfs enige dwang aan te pas en de wijze waarop Jezus hen op zee vergezeld is niet alleen geruststellend.

Als we na vers 52 evenwel het hoofdstuk uitlezen breekt er ook nog een klein vrederijk door.

De beide gedeelten, op zee en te land kunnen gehoord worden als elkaars onmisbare tegenpolen. Het zou jammer zijn om deze ‘contrastervaring’ te moeten missen.

Vertaling

45
Direct1 dwong hij (Jezus) zijn leerlingen
aan boord van het schip te gaan
en vooruit te varen naar Bethsaïda2 aan de overkant,
tot hij de menigte heeft laten gaan3.
46
En nadat hij afscheid van hen had genomen,
vertrok hij naar de berg4 om in gebed5 te zijn.
 
47
En toen het al laat geworden was,
was het schip midden op de zee,
en hijzelf alleen aan land.
48
En als hij ziet
hoe zij zich aftobben6 onder het varen,
– want ze hadden de wind tegen7 – ,
komt hij rond de vierde nachtwake8 naar hen toe,
rondwandelend op de zee.
En hij wilde hen voorbijgaan.9
49
Maar toen ze hem zagen,
rondwandelend op de zee, meenden ze:
Het is een spook!10
En zij schreeuwden het uit.
50
Want allen zagen hem
en waren in verwarring
Direct echter sprak hij met hen,
en zegt tot hen:
Houd moed, IK BEN11 het, wees niet bevreesd!’
51
En hij steeg in het schip bij hen
en de wind bedaarde12
en (uitermate) hevig waren zij in zichzelf ontregeld.
52
want bij de broden waren ze niet tot inzicht gekomen13,
maar hun hart was verhard geweest.
 
53
En toen ze overgestoken waren
kwamen ze aan land in Gennesareth14
en zij gingen er voor anker15.
54
Nadat zij uit het schip gegaan waren,
55
herkende16 men hem direct
en ging het ijlings17 die gehele streek rond.
En men begon zij die er slecht18 aan toe waren
op draagbedden rond19 te dragen,
waar ze hoorden, dat hij is20.
56
En waar hij ook naar toe reisde,
in dorpen, steden of het platteland,
ze legden er de zieken op de markt21
en smeekten hem,
om maar de kwast van zijn kleed22 te mogen aanraken.
En degenen die hem aanraakten, waren gered23.

Noten

  1. Met het woordje ‘euthus‘ zet Marcus deze perikoop onder eschatologische spanning.↩︎
  2. Betekent: Huis van de vangst.↩︎
  3. Kan ook gelezen worden als: tot hij de menigte heeft verlost, vgl. ook slotregel van v.56↩︎
  4. ‘de berg’ en ‘de zee’ (v.49) zonder nadere aanduiding als symbool-geladen kwalificaties.↩︎
  5. Het gebed van Jezus in eenzaamheid is vooral een topos van Lucas, bij Marcus ook 1:35.↩︎
  6. Werkwoord ‘basanitzein‘: ook pijnigen, kwellen (Mc. 5:7) of: op de proef gesteld worden (II Petr. 2:8)↩︎
  7. Geen acute stormdreiging dus maar chronische uitputting.↩︎
  8. Met het benoemen van het laatste deel van de nachtwacht wordt naar de gehele wereldtijd verwezen. Dezelfde functie heeft hier ook het veelvuldig gebruik van het voorzetsel ‘peri‘: rond↩︎
  9. Raadselachtig zinnetje. Ter beproeving ? Of eigen aan de theofanie zoals in Ex.. 34:19 e.v. ?↩︎
  10. In het Grieks: ‘fantasma‘.↩︎
  11. Het ‘ego eimi’ vat ik op als een verwijzing naar de Godsnaam, vandaar met hoofdletters.↩︎
  12. Werkwoord ‘kopian‘ eerste betekenis is: moeite doen, vermoeid raken.↩︎
  13. De eerste brooddeling is hier direct aan voorafgegaan: 6:30-44, de tweede volgt in 8:1-10.↩︎
  14. Wellicht te vertalen als: Tuin van toewijding. Niet de geplande bestemming dus te B. vgl. 8:22↩︎
  15. prosormitzein‘ is hapax : een bewust gekozen tussenstop aan de overzijde van het (Joodse) land.↩︎
  16. Deze herkenning had zo niet bij Jezus’ verschijning op zee plaats gevonden↩︎
  17. Hoewel hier een mv. staat is het door mij opgevat als het bericht over Jezus en zijn leerlingen↩︎
  18. kakoos echontas’ let. ‘kwaad hebbend’, meer aanduidend dan alleen ziekte.↩︎
  19. Ook in deze passage dus herhaling van ‘peri = rond’, nu vooral betrokken op de ruimte.↩︎
  20. Wellicht is deze t.t.’hoti estin’ (dat hij is) ook een herinnering aan het ‘ego eimi’ van vers 50.↩︎
  21. Opmerkelijk deze profane plaats, vooruitwijzend naar de discussie van hfdst. 7 (zie ook 7:40↩︎
  22. De schouwdraden (tsjitses) van het Joodse (gebeds)kleed als afwering van onreinheid (Num. 15:37-41) zijn hier geworden tot aantrekking van onreinheid ter genezing. Vgl. ook Zach. 8:23)↩︎
  23. het werkwoord ‘sootzein‘ heeft een dimensie die boven ‘gezond worden’ (NBV) uit gaat.↩︎
Scroll naar boven