Marcus 16,1-8

Inleiding

Voor de Postille 2003-2004 (Zoetermeer 2003, pp. 87-90) schreef ik een exegetisch-homiletisch verhaal over de slotzin, Marcus 16,8, ook te vinden op www.nicoriemersma.nl, blog 16 mei 2013.

Onder de titel ‘Een raadselachtige gestalte in het Marcusevangelie: over de neaniskos in Marcus 14,51-52 en 16,5′ schreef ik in Interpretatie 22/2 (2014), 20-23, een verhaal over de jongeman in het graf. Een uitgebreidere versie is te vinden op www.nicoriemersma.nl, blog 31 januari 2014.

Op www.nicoriemersma.nl, blog 4 april 2022, is ook een preek van mijn hand te vinden over Marcus 16,1-8.

Vertaling

1
Toen de sabbat verstreken was,
kochten Maria, de Magdaleense en Maria, die van Jacobus, en Salome, specerijen
om hem te gaan zalven.
2
Zeer vroeg, op de eerste van de week komen ze bij het grafmonument,
toen de zon was opgegaan.
3
Ze zeiden tegen elkaar:
‘Wie zal voor ons de steen omhoog rollen uit de ingang van het grafmonument?’
4
Opkijkend aanschouwen ze dat de steen omhoog is gerold,
want hij was zeer groot.
5
Toen ze het grafmonument waren binnengegaan,
zagen ze een jongeman,
gezeten aan de rechterkant,
bekleed met een wit gewaad.
Ze raakten in ontsteltenis.
6
Hij zegt hen dan:
‘Weest niet ontsteld,
Jezus zoeken jullie,
de Nazarener,
de gekruisigde.
Hij is hier niet,
zie de plaats waar ze hem gelegd hebben.
7
Maar gaat heen,
zegt aan zijn leerlingen en aan Petrus
dat hij jullie voorgaat naar Galilea.
Daar zullen jullie hem zien,
zoals hij jullie gezegd heeft.’
8
Toen ze eruit waren gegaan,
vluchtten ze weg van het grafmonument,
want siddering en ontzetting had hen in de greep.
Niemand zeiden ze iets,
want ze waren bevreesd.
Scroll naar boven