Leviticus 19,1-2 en 9-18

Vertaling

1
En Jhwh sprak tot Mozes en zei:
2
‘Spreek tot de hele gemeenschap van de kinderen van IsraĆ«l
en zeg tot hen:
”Heilig moeten jullie zijn,
Want heilig ben ik, Jhwh, jullie God”.
 
9
Wanneer jullie de graanoogst van jullie land oogsten,
moeten jullie niet zover gaan tot de rand van je veld met het oogsten
en niet moeten jullie een nalezing van je oogst oplezen.
10
En jullie wijngaard moeten jullie niet nalezen
en afgevallen druiven van je wijngaard niet oplezen
maar voor de arme en de vreemdeling moet je die achterlaten,
Ik ben Jhwh, jullie God.
11
Niet moeten jullie stelen,
niet moeten jullie liegen,
niet moeten jullie bedriegen
als een man zijn volksgenoot.
12
Niet moeten jullie zweren bij mijn naam om te bedriegen,
want niet zul je de naam van je God ontwijden
Ik ben Jhwh.
13
Niet zul je je naaste onderdrukken
niet zul je beroven
niet zul je het loon van een dagloner een nacht bij je houden tot de morgen.
14
Niet zul je een dove vervloeken
en voor de ogen van een blinde moet je geen hindernis leggen
want je zult vrezen jouw God,
Ik ben Jhwh.
15
Niet zul je onrecht doen in de rechtspraak
niet zul je het aangezicht van de onaanzienlijke verheffen
en niet zul je het aangezicht van de grote voortrekken,
met gerechtigheid zul je rechtspreken over je volksgenoot.
16
Niet zul je rondgaan als lasteraar van je volk
niet zul je tegen het leven van je naaste optreden
Ik ben Jhwh.
17
Niet zul je je broeder in je hart haten,
Wijs je volksgenoot terecht met een terechtwijzing
en laad geen zonde op hem.
18
Niet zul je wraak nemen
en niet zul je wrok hebben tegen de kinderen van je volk
maar je zult liefhebben je naaste als jezelf
Ik ben Jhwh.
Scroll naar boven