Jesaja 26,1-13

Inleiding

Jesaja 26:1-6 is het begin van een lied, waarin een wij-groep dankbaarheid en vreugde tot uitdrukking brengt, dat men een vaste, zekere stad heeft. Dat kan alleen op Jeruzalem slaan. Maar niet de stad met haar sterke muren is het, die in het middelpunt staat, maar het rechtvaardige volk (v. 2), dat door haar poorten binnentrekt. Het zijn zij die Jhwh vereren, uit Israël en uit de volken, wat blijkt uit de connectie met de poortliturgieën, maar vooral ook, uit de zinspeling op Noach (יצר, v. 3, Gen. 6:5, het vormen van overleggingen; סְגֹ֥ר֯ דְּלָתְךָ֖ בַּעֲדֶ֑ךָ, ‘sluit de deuren achter je’, v. 20) (zie Ulrich Berges, Das Buch Jesaja: Komposition und Endgestalt, Freiburg 1998, 190.

Vanaf de verzen 7-18 volgt een psalm. De rechtvaardige spreekt hier vanuit zijn nood, want schurken blijven onverbeterlijk.

Karakteristiek voor de poëzie hier is de herhaling van elementen, zoals in v. 3 (vrede), vv. 3-4 (vertrouwen), v .4 (Jhwh), v. 5 (vernederen), v. 6 (voeten), v. 7 (recht/vaardig), v. 9 (haken naar/smachten; rechtsinzettingen/rechtvaardig); v. 10 (rechtvaardig/recht), v. 11 (zien), v. 13 (God, goden).

vers 11:

Vertaling

26, 1
Op die dag wordt dit lied gezongen in het land Juda:
Een sterke stad hebben wij,
bevrijding sticht hij
als muren en voorwal.
2
Open de poorten1,
dan komt een rechtvaardig volk binnen
dat de trouw bewaart2.
3
Voor de onverschrokkene3 van zin
bewaart u vrede, vrede4,
ja, aan u vertrouwt het zich toe.
4
Vertrouwt op Jhwh te allen tijde,
ja, in JAH, Jhwh is een rots voor eeuwig.
5
want hij haalt neer de hooghartige bewoners5,
de steile6 stad,
hij vernedert die, laat haar ter aarde zinken,
tot in het stof neerdalen7.
6
Ze vertreden haar, de voeten,
de voeten van de ellendige,
de voetstappen van de armen.
7
Het pad van de rechtvaardige is effen,
recht is het pad dat u de rechtvaardige baant.
8
Ja, het pad8 van uw rechtsinzettingen9,
Jhwh, daarop hopen wij10,
op uw naam en om u te gedenken
dat is het verlangen van de11 ziel.
9
Mijn ziel haakt naar u in de nacht,
ja, mijn geest in mijn binnenste smacht naar u.
Want zoals uw rechtsinzettingen ten behoeve van de aarde zijn
leren de bewoners van de aarde wat rechtvaardig is.
10
Wordt de schurk ontzien,
geenszins leert hij wat rechtvaardig is,
in een land van recht12 handelt hij nog fout13,
hij heeft geen oog voor de hoogheid van Jhwh.
11
Jhwh, hoog verheven is uw hand, ze14 zien het niet,
laten zij het tot hun schande zien,15 hoe u ijvert voor (uw) volk16,
moge inderdaad het vuur over uw tegenstanders hen verteren.
12
Jhwh, u beschikt vrede voor ons,
ja, ook alles wat u voor ons gedaan hebt17
hebt u voor ons bewerkstelligd.
13
Jhwh, onze God, heren buiten u speelden de baas over ons,
maar alleen u, uw naam brengen wij in herinnering.

Noten

  1. Hier wordt gespeeld met de poortliturgieën, zoals we die vinden in de Psalmen 15 en 24,3: Wie mag binnengaan?↩︎
  2. De combinatie van het duratieve aspect van het participium, het gebruik van het werkwoord als houder van een ambt, en het meervoud אֱמֻנִֽים in de zin van trouw aan de verplichtingen van het verbond brengt me tot deze vertaling. De combinatie is eenmalig voorkomend. Ook in Jesaja 24,16 klinkt צְבִ֣י לַצַּדִּ֔יק “Hulde voor de rechtvaardige”. Berges Das Buch Jesaja, 172 vertaalt: “Das treue bewahrt”,: correspondeert met Jesaja 13:2.↩︎
  3. Gesenius: gestüzt, d. h. unerschütterlich, fest.↩︎
  4. Onder het tweede שָׁלֹום staat een atnach. Ondanks dat vertaalt de NBV dit tweede voorkomen als behorend bij v. 2b. Het hele vers luidt dan: De standvastige is veilig bij u, vrede is er voor wie op u vertrouwt.’↩︎
  5. De tekst spreekt van ‘bewoners van de hoogte’. HALAT geeft voorמָרֹ֔ום onder betekenis 4: hoge sociale plaats.↩︎
  6. Nif’al van שׂגב: ‘hoog, steil zijn’.↩︎
  7. Ter aarde nederdalen (herhaling van het zelfde ww.) en dan hier: terechtkomen.↩︎
  8. אֹרַח, Gesenius wil hier מִשְׁפָּט lezen als handelwijze.↩︎
  9. Deze combinatie komt vier maal voor in BHS, maar steeds met מִשְׁפָּט (enkelvoud), verder in Jes. 40,14 en Spr. 2,8 (het pad van uw recht). Het meervoud komt vaker voor en is steeds de (verschillende) regels van het recht.↩︎
  10. Door LXX, T, S en Q^a^ wordt voorgesteld קִוִּינ֑וּ te lezen.↩︎
  11. Sommige geschriften voegen volgens noot BHS de uitgang 1 p. mv toe, LXX, Syriac en Targum, dus ‘onze ziel’.↩︎
  12. נָכֹחַ  = recht, eenduidig, duidelijk.↩︎
  13. עַוֵּל = fout handelen↩︎
  14. Met ‘ze’, herhaald in de volgende regel worden bedoeld de tegenstanders in het slot van het vers.↩︎
  15. Ik heb de twee werkwoorden חזה en בושׁ gecombineerd tot een hendiadys: beschaamd toekijken hoe u↩︎
  16. Aldus ook Archibald van Wieringen, p. 242.↩︎
  17. מַעֲשֶׂה betekent ook Gods daad, HALAT. Gesenius geeft hier: denn auch alle unsere Taten hast du für uns bewirkt.↩︎
Scroll naar boven