Jeremia 4,19-5,1

Inleiding

We vallen midden in een langere tekst, die volgens velen al in 4:5 begint: een aankondiging van de vijand uit het noorden. Gestuurd door Jhwh komt er een vijand over het land die niet te weerstaan is. Vroeger was de vraag, wie die vijand was, omdat men deze vanwege de datering van dit gedeelte niet met de Babyloniërs kon identificeren. Tegenwoordig wordt meer algemeen aan de Babylonische belegering van 597 gedacht, die (in retrospectief) door de profeet voorzien wordt.

Vertaling

19
Mijn1 binnenste, mijn binnenste,
Ik krimp inéén!
Wanden van mijn hart!
Mijn hart maakt rumoer in mij
ik kan me niet stilhouden;
het geluid van de ramshoorn heb je immers gehoord, mijn ziel,
het signaal voor de strijd!
20
Ramp op ramp wordt er bericht
want verwoest is heel het land;
plotseling zijn mijn tenten verwoest
eensklaps mijn tentdoeken.
21
Hoe lang moet ik het vaandel zien
het geluid van de ramshoorn horen?
 
22
Voorwaar, dom is mijn2 volk
Mij hebben ze niet willen kennen;
dwaze kinderen zijn het
en inzicht hebben ze niet.
Wijs zijn ze in het kwaad doen
maar van goed doen kennen3 ze niets.
 
23
Ik zag het land4
en kijk, woest en ledig;5
en [ik zag] naar de hemel
maar zijn licht was er niet.
24
Ik zag de bergen
en kijk, ze beefden
en alle heuvels werden door elkaar geschud.
25
Ik zag,
en kijk, geen mens
en alle vogels in de lucht6 waren weggevlucht.
26
Ik zag,
en kijk, de wijngaard was [als] de woestijn7
en alle steden ervan vernield
vanwege Jhwh
vanwege de gloed van zijn toorn.
27
Want zo heeft Jhwh gezegd:
Verlaten zal heel het land zijn,
maar een einde zal ik er niet aan maken.8
28
Hierover zal het land treuren
en de hemel erboven zal donker zijn
omdat ik het gesproken heb, en besloten
en ik heb geen berouw gehad
evenmin zal ik ervan afzien.
 
29
Om het geluid van de ruiters en van wie de boog hanteren
is heel de stad9 op de loop;
ze kruipen in de struiken en klimmen op de rotsen
alle steden zijn verlaten
en geen mens woont er meer in.
30
Jij, verwoeste,
wat ga je doen?
Ook al kleed je je in karmozijn10
versier je je met een gouden sieraad
en maakt met mascara je ogen op:
vergeefs maak je je mooi;
je minnaars11 hebben je afgewezen
en ze staan je naar het leven.12
 
31
Ja, de stem van een inéénkrimpende moet ik horen
in barensnood als van haar eerstgeborene
de stem van dochter Sion;
zij kreunt, zij strekt haar handen uit:
‘Wee mij toch,
want ik leg het af tegen wie mij willen ombrengen.’
 
5, 1
Zwerf rond in de straten van Jeruzalem
en kijk toch, en kom te weten
en zoek op haar pleinen
of je iemand vindt
of er een is die recht doet
die betrouwbaarheid nastreeft —
dan zal ik haar vergeven!

Exegetische kanttekeningen

Een ingewikkelde lezing, maar indrukwekkend. De passage die een anti-scheppingsverhaal voorstelt (23-28) is indrukwekkend, de daaropvolgende passages roepen gruwelijke beelden op die we allemaal maar al te goed kennen uit Oekraïne of Gaza. Het lastige is, dat ze hier gepresenteerd worden als schets van het oordeel van Jhwh.

Fischer merkt droogjes op: ‘Gott so mit weltlichem Geschehen direkt in Verbindung zu bringen ist heute kaum üblich. Soziale, psychologische, wirtschaftliche und andere Analysen versuchen, verschiedene Aspekte der die ganze Welt betreffenden Mißstände zu erklären, ohne sie aber vollständig erfassen zu können’. Hoofdstuk 4 eindigt zonder oplossing, met een open eind. Die kans, dat de profetie haar doel treft en daarom niet gerealiseerd hoeft te worden, is er op dit moment nog steeds. Maar het is wel onaf.

Daarom is doorlezen tot en met 5:1 volgens mij een prachtige vondst. Bij het zoeken naar die ene rechtvaardige moet ik denken aan Diogenes, de filosoof die op klaarlichte dag met een lantaarn op zoek ging naar een mens. Israël zoekt dan natuurlijk ‘in de straten van Jeruzalem en op haar pleinen’ niet zomaar naar een mens maar naar een rechtvaardige. Lees dat op Palmzondag naast het verhaal van Jezus’ intocht in straten van Jeruzalem, en je hoeft er nauwelijks meer iets aan uit te leggen.

 

Noten

  1. Wie spreekt hier? Is het de profeet? Zo wordt vaak gedacht, want Jeremia staat bekend om zijn persoonlijke, emotionele uitroepen zoals geregeld in de ‘confessiones’ (Jer. 11; 12; 15; 18; 20). Maar op grond van het ‘mijn tenten’ in vs. 20 denken sommigen ook aan de personificatie van de stad, zo Fischer. Misschien kan beide ook samen, en spreekt de profeet óók namens het land, het volk en de stad (Lundbom).↩︎
  2. Hier wisselt de spreker, en moet Jhwh aan het woord zijn.↩︎
  3. Dit niet-standaard-Nederlands met een Mokums tintje vanwege het terugkomende ידע. De laatste twee regels van dit vers zijn een typisch Jeremiaanse woordspeling, met in de eerste regel ironie (wijs…), in de tweede bittere ernst (geen goed doen).↩︎
  4. 23-28 biedt een indrukwekkende omkering van Genesis 1. Hoe dat zit met de datering weet ik niet, maar de toespelingen zijn onmiskenbaar. ארץ is daarom lastig te vertalen: gezien de hemel in het vervolg moet het eigenlijk wel ‘aarde’ zijn, maar in de context ligt ‘land’ meer voor de hand. De native speaker hoorde natuurlijk allebei.↩︎
  5. De uitdrukking תהו ובהו alleen nog in Gen. 1:2.↩︎
  6. Of: des hemels.↩︎
  7. Dit lijkt dan weer erg op de tuin van Gen. 2:6-7. ‘De gaarde een woestijn’ is de titel van een synoderapport van de NHK over de milieucrisis uit 1990.↩︎
  8. Over deze regel is veel debat, omdat deze zo uit de toon valt in de context: ‘Geen einde’ lijkt ietwat verzach­ting in het oordeel te brengen, en wordt daarom door commentaren wel geschrapt. Anderen verwijderen לא, wat op hetzelfde neerkomt. Of lezen het als een retorische vraag (‘En zal ik er niet een eind aan maken?’ ‘Ja natuurlijk’) en ook dat komt op hetzelfde neer. De meeste vertalingen volgen de positieve(re) mogelijkheid.↩︎
  9. Ook mogelijk is: ‘elke stad’, net zoals in de tweede helft van het vers.↩︎
  10. Het beeld dat hier wordt opgeroepen is van grote treurigheid: de stad, gepersonifieerd als vrouw, die in deze grote nood blijkbaar in de ontkenningsfase zit, of in een daad van wanhoop zich nog een keer opdoft, en zo de ondergang tegemoet gaat.↩︎
  11. Vgl. Hos. 2:7.9 en Ez. 23:9.20, beide beruchte antivrouwelijke teksten. Hier blijft dat nog ietwat beperkt.↩︎
  12. נפשׁ בקשׁ — ‘iemands ziel/leven zoeken’: in deze volgorde en in deze betekenis een unieke uitdrukking; de gebruikelijke uitdrukking voor ‘naar het leven staan’ is net omgekeerd, met het verbum voorop; zo nog 10x in Jeremia, totaal meer dan 30x in de Hebreeuwse Bijbel.↩︎
Scroll naar boven