Jeremia 18,1-12; 19,1-2.10-13
- Vierdag: 25-2-2024, 2e van de 40 dagen
- Perikoop: Jeremia 18,1-12; 19,1-13
- Vertaler: Joep Dubbink
Inleiding
De keuze voor deze perikoop lijkt knip- en plakwerk, maar daar is een reden voor. Het gedeelte uit Jeremia 18 is tamelijk formeel, het gaat over de mogelijkheid dat Jhwh van plan verandert — ten goede of ten kwade — al naar gelang het gedrag van een volk. In Jeremia 19 wordt dramatisch duidelijk hoe dat in het geval van Israël verloopt. Het ‘zachte’ beeld van de kleiklomp die opnieuw gevormd wordt tot hij de maker voldoening schept, is verbonden, in scherp contrast, met het ‘harde’ beeld van de kruik die kapot wordt gegooid en niet meer hersteld kan worden (19,11) — een afbeelding van het oordeel dat onherroepelijk wordt. Omwille van die verbinding zijn enkele gedeelte overgeslagen.
De vertaling is deels (Jer. 18) ontleend aan mijn proefschrift, Waar is de Heer? dynamiek en actualiteit van het woord van Jhwh bij Jeremia, Gorinchem 1997, 203-221, maar grondig bewerkt; de notities komen daar deels vandaan, deels uit het materiaal voor de Hattemse Exegesedagen, 6-8 nov. 2023.
Vertaling
Noten
- Eigenlijk ‘pottenbakker’. Voor dit woord is gekozen om in v. 11 de woordspeling te kunnen behouden. יצר is algemeen woord voor boetseren, je denkt natuurlijk aan Gen. 2:7vv. Zie mijn artikel ‘God als pottenbakker? jatsar (‘vormen’) in Gen. 2 en Jer. 18′, in Nog dichter bij Genesis. FS Karel Deurloo, Baarn 1995, 51-56. God als boetseerder van zijn volk kom je vaker tegen: Jes. 43:1,7; 45:7,18.↩︎
- Een ‘snelle draaischijf’, twee platte stenen verbonden door een as, de onderste wordt met de voeten aan het draaien gebracht, op de bovenste wordt het werkstuk geboetseerd. De basisconstructie is tot op vandaag nog in gebruik.↩︎
- Hiermee is het verbum שׁוב weergegeven. De boetseerder is duurzaam bezig, gooit niets weg! De uitleg is overigens omstreden: is het een doemorakel — Israël is voor Jhwh even inwisselbaar is als een willekeurige klomp klei? Of juist een bemoedigend visioen — Jhwh zal zijn werkstuk, Israël, tot voltooiing brengen, hoe weerbarstig de klei ook is?↩︎
- נחם, ‘berouw hebben’ van Jhwh is lastig voor veel uitleggers; zou strijdig zijn met de goddelijk onveranderlijkheid en betrouwbaarheid. Toch komt het meerdere keren voor: Gen. 6:6, Ex. 32:14, berucht is 1 Sam. 15:10,29,35 waar de mogelijkheid van Gods ‘berouw’ zowel bevestigd als ontkend wordt; vaak dan ook afwijkend vertaald.↩︎
- Let op, dat in de formele en strikt parallelle vv. 7-10 hier de symmetrie wordt doorbroken: bij een volk dat afwijkt ten kwade, is er blijkbaar wél profetie geweest om te proberen dat te verhinderen, maar dat deden ze niet.↩︎
- Hier ging het dus om: met deze woordassociatie wordt uitgelegd hoe dat zit met klei en Israël en Jhwh.↩︎
- Hier is het inspringen cruciaal: horen vv. 11 en 12 nog tot de woorden van Jhwh, die in v. 6 begonnen, of zitten we weer op het niveau van de verteller. Ik kies dat laatste, maar het eerste kan ook.↩︎
- Zeldzaam woord, nif. part. van יאשׁ, alleen nog Job 6:26; Jes. 57:10; Jer. 2:25. Duidt blijkbaar koppigheid of onverschilligheid aan, of defaitisme: ‘het is hopeloos, het maakt niet meer uit.’↩︎
- Dat is natuurlijk geen woord, maar de term יוצר חרשׁ is ook opmerkelijk: de boetseerder/pottenbakker moet weer genoemd worden, חרשׁ op zich was ook genoeg geweest.↩︎
- Dal van Hinnom (> Gehenna) en Tofet (‘fornuis, oven’) zijn beide plekken die in Tenach met afschuw worden beschreven, als een heidense offerplek.↩︎
- Via het verbum (שׁבר, ‘breken’) wordt een parallel gelegd tussen de symbolische handeling en de politiek-maatschappelijke werkelijkheid. Bedenk dat zo’n symbool sterke gevoelswaarde heeft, in de oudheid mogelijk nog meer (magische connotaties, bijna een sacramentele handeling) dan voor ons. Hoe dan ook: het gaat om een niet meer te helen breuk.↩︎