Handelingen 8,1b-25

Vertaling

1
Het gebeurde:
die dag (brak) een zo grote vervolging tegen de gemeente in Jeruzalem uit,
dat allen verstrooid raakten over de landstreken van Judea en Samaria1,
behalve de apostelen.
2
Godvrezende mannen begroeven samen Stefanus
en maakten een grote rouwklacht over hem.
3
Saulus bleef de gemeente schade toebrengen
door huis na huis2 binnen te gaan,
mannen en vrouwen mee te slepen
en over te leveren in bewaring3.
 
4
Wie verstrooid raakten,
verkondigden overal waar ze doorheen kwamen4 het woord.
5
Filippus5 daalde af naar Samaria-Stad6
en maakte hun de Gezalfde7 bekend.
6
De menigten hielden vast aan de door Filippus gesproken (woorden),
eenparig8 in gehoor geven eraan
en in zien op de tekenen die hij deed.
7
Want uit velen van wie onreine geesten hadden,
gingen deze onder luid stemgeroep uit
en vele verlamden en kreupelen werden genezen.
8
Het gebeurde:
veel vreugde9 in die stad.
 
9
Iemand met de naam Simon had zich tevoren in de stad beziggehouden met magie
en het buiten zichzelf brengen van het volk van Samaria;
hij sprak van zichzelf als een groot iemand,
10
aan wie allen van klein tot groot zich vasthielden
door te zeggen:
‘Deze is de kracht van God
die groot genoemd mag worden!’
11
Ze hielden aan hem vast
doordat hij hen geruime tijd met zijn magische kunsten buiten zichzelf wist te brengen.
12
Maar toen ze tot vertrouwen kwamen in wat Filippus verkondigde
over het koningschap van God en over de naam van Jezus Gezalfde10,
lieten mannen zowel als vrouwen zich dopen.
13
Ook Simon zelf kwam tot vertrouwen
en eenmaal gedoopt bleef hij Filippus aanhangen;
toen hij de tekenen schouwde en de grote krachten die gebeurden,
was hij buiten zichzelf.
 
14
Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden
dat Samaria het woord van God had aangenomen,
zonden ze Petrus en Johannes naar hen uit.
15
Dezen daalden af en baden voor hen
dat ze heilige geest zouden aannemen.
16
Want deze was nog op niemand van hen gevallen11;
ze waren nog enkel gedoopt in de naam van de Heer Jezus.
17
Toen legden ze hun de handen op
en namen ze heilige geest aan.
18
Toen Simon zag
dat door het opleggen van de handen van de apostelen de geest gegeven werd,
bood hij hun geld
19
en zei:
‘Geef ook mij deze volmacht,
dat wanneer ik iemand de handen opleg, deze heilige geest aanneemt.’
20
Maar Petrus zei tot hem:
‘Mag jouw geld samen met jou tot verderf zijn,
omdat je meent de gave van God met geld te verwerven!
21
Voor jou is er part noch deel in dit woord12,
want je hart is niet oprecht voor God.
22
Bekeer je van dit kwaad van jou
en smeek de Heer
of die gedachte van je hart je vergeven mag worden.
23
Want ik zie je verkeren in een bittere gal en een onrechtmatige samenzwering.’
24
Simon antwoordde:
‘Smeken jullie voor mij tot de Heer,
dat niets van wat jullie zeiden over mij komt!’
 
25
Onder het betuigen en uitspreken van het woord van de Heer
keerden ze terug naar Jeruzalem,
na het ook in vele dorpen van de Samaritanen te hebben verkondigd.

Noten

  1. Zie de in 1,8 aangekondigde beweging van Jeruzalem via Judea en Samaria (nu aan de orde) naar het einde van de aarde.↩︎
  2. κατα τους οικους distributief opgevat; het zal gaan om huizen waarin een huisgemeente functioneerde (cf. 2,46).↩︎
  3. φυλακη = wacht, nachtwake, bewaring (gevangenschap)..↩︎
  4. διερχομαι (ind. aor act) = door(heen)gaan; een veelbetekenende term in Lucas-Handelingen (Luc. 2,15; 4,30; 17,11; 19,1; Hand. 8,40; 9,32; 12,10; 13,6). De grammaticale constructie van het Grieks is: ze gingen het woord verkondigend door (het land).↩︎
  5. Filippus is na Stefanus de tweede van de in 6,5 gekozen ‘diakenen’); na de steniging van Stefanus (7,58) verlegt de aandacht zich van Stefanus (6,8) naar Filippus.↩︎
  6. Letterlijk: [de] stad van Samaria, maar Samaria kende meer steden en kennelijk gaat het hier om de stad en niet om de landstreek met die naam.↩︎
  7. De χριστος staat gezien de nadruk op de tekenen (8,6-7; cf. Lc.7,22) wellicht ook voor het messiaanse programma.↩︎
  8. ομοθυμαδον: een voor het boek karakteristieke term (1,14; 2,1.46; 4,24; 15,25; 18,12; 19,29 en in negatieve zin 7,57).↩︎
  9. Vervolging en diaspora geven een impuls aan verkondiging en verbreiding van de gemeente met als resultaat veel vreugde (cf. Luc. 2,10) tegenover grote vervolging (8,1) – als in een inclusie gemarkeerd door tweemaal εγενετο).↩︎
  10. De naam van Jezus Gezalfde is verbonden met kruisiging en opwekking (eerherstel) en onder de hemel de enige naam tot redding (cf. 4,10-12).↩︎
  11. επιπιπτω (ptc pf. act) = zich ergens op werpen, overvallen; de term duidt op een heftige beweging en wordt in het boek vaker gebruikt voor de doop met de Geest (10,44; 11,15): een herinnering aan de uitstorting van de Geest op de vijftigste dag in Jeruzalem (2,1-4) onder een echo van het geweld van de elementen op de top van de berg Sinaï (Ex. 19,16.18-19)?↩︎
  12. λογος lijkt hier evenals דבר breder te moeten worden opgevat: als woord èn zaak. Is het overigens van betekenis dat in dit verhaal Simon de vroegere naam van de apostel Petrus draagt?↩︎
Scroll naar boven