Handelingen 13,13-52

Inleiding

Zoals in het boek Handelingen steeds weer gebeurt, horen we in dit hoofdstuk over gebeurtenissen en de daarbij gesproken woorden. Hoofdstuk 13 bevat een lange redevoering van Paulus, die uit de perikoop van deze zondag is weggesneden. Omdat het mij voor het begrip van dit hoofdstuk toch wel goed lijkt om ook deze rede van Petrus te horen, en omdat er al een mooie vertaling op onze website staat, neem ik ook deze rede op, waarbij ik haar vertaling dankbaar heb opgenomen.

Vertaling

13, 13
Uit Pafos weggezeild
ging het gezelschap rond Paulus naar Perge in Pamfylië,
terwijl Johannes bij hen wegging
en terugkeerde naar Jeruzalem.
14
Zelf kwamen ze na hun doorreis door Perge aan in het Pisidische Antiochië,
gingen op de dag van de sabbat naar de synagoge en gingen daar zitten.
15
Na de lezing van de wet en de profeten
lieten de leiders van de synagoge hen vragen:
Mannen, broeders, als jullie een woord van aansporing te spreken hebben tot de mensen,
spreek het dan.
 
16
Toen stond Paulus op, maakte een gebaar met zijn hand en sprak:
Mannen, Israëlieten en wie God vrezen, luister.
17
De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitgekozen
en het volk sterk gemaakt tijdens hun bijwonerschap in Egypte
en met sterke arm heeft hij het uit haar uitgeleid,
18
en een tijd van ongeveer veertig jaren
verdroeg hij hen in de woestijn.
19
Nadat hij zeven volken in het land Kanaän nietig had gemaakt
gaf hij hun land als erfenis,
20
zo’n vierhonderd en vijftig jaren lang.
Daarna gaf hij hen richters
tot aan Samuel, de profeet.
21
Toen zij daarna om een koning vroegen,
gaf God hen ook die: Saul, de zoon van Kis,
een man uit de stam van Benjamin,
veertig jaren lang.
22
Na hem te hebben afgezet
deed hij David voor hen opstaan als koning,
van wie hij daarbij zei als getuigenis:
Ik heb David gevonden, die van Jesse,
een man naar mijn hart
die heel mijn wil zal doen.
23
Van hem heeft God, uit het zaad en naar de belofte,
aan Israël de verlosser Jezus gebracht.
24
Toen Johannes in het gezicht van zijn komst
de doop van bekering voor heel het volk Israël had aangekondigd,
25
zei Johannes bij het voltooien van die taak:
Wie veronderstellen jullie dat ik ben?
Niet ik ben dat,
maar zie, na mij komt hij
van wie ik het niet waard ben
om de sandalen van zijn voeten los te maken.
26
Mannen, broeders, zonen uit het geslacht van Abraham
en wie van jullie God vrezen,
naar ons is het woord van deze verlossing gezonden.
27
Want de inwoners van Jeruzalem en hun leiders,
die hem niet niet hebben erkend,
ondanks de stemmen van de profeten die sabbat na sabbat werden gelezen,
hebben hem geoordeeld en die profetieën zo vervuld.
28
En al hadden ze geen enkele aanleiding voor de doodstraf gevonden,
toch smeekten ze Pilatus om hem ter dood te brengen.
29
Toen ze alles hadden voltrokken wat over hem stond geschreven
en ze hem van het hout hadden genomen,
legden ze hem in een graf.
30
God echter deed hem opstaan uit de doden,
31
en hij verscheen vele dagen lang aan degenen
die samen met hem waren opgetrokken uit Galilea naar Jeruzalem
en die nu zijn getuigen zijn voor het volk.
32
Wij brengen jullie de goede boodschap
van de belofte die aan de vaderen is gedaan,
33
namelijk dat God die heeft vervuld aan zijn kinderen,
aan ons,
door Jezus te doen opstaan
zoals ook in de tweede psalm staat geschreven:
Mijn zoon ben je,
Ik heb je vandaag verwekt
34
en dat hij hem liet opstaan uit de doden
om hem nooit meer naar de dood te laten terugkeren
en dat hij zei:
Ik geef jullie de zegeningen, de betrouwbare, van David.
35
Daarover zegt hij ook in een andere psalm:
Niet geef je je gezegende de dood te zien.
36
Want David, die in zijn generatie Gods wil gediend had,
viel in slaap en werd bij zijn vaderen gebracht en zag de dood,
37
maar deze deed God opstaan om de dood niet te zien.
38
Laat het jullie daarom bekend zijn, mannen, broeders,
dat het door deze is dat jullie de vergeving van zonden is aangekondigd
en in al die dingen waarin jullie in de wet van Mozes niet gerechtvaardigd konden worden,
39
daarin is ieder die op hem vertrouwt, gerechtvaardigd.
40
Pas daarom op dat er niet gebeurt wat gezegd is in de profeten:
Zie, verachters, verbaas je en ga verloren,
want ik stel een daad in jullie dagen,
een daad die jullie niet zouden geloven,
ook al zou iemand hem jullie haarfijn uiteenzetten.
 
42
Toen ze waren weggegaan,
werden ze uitgenodigd voor de volgende sabbat om voor hen te spreken over deze dingen
43
en na de beëindiging van de bijeenkomst
volgden vele Joden en vrome erbij gekomenen Paulus en Barnabas,
die er in hun toespraken bij hen op aandrongen
dat ze bij de genade van God bleven.
 
44
De volgende sabbat was bijna de hele stad samengekomen
om het woord van de Heer te horen.
45
Maar toen de Joden de menigte zagen,
werden ze vervuld van naijver
en begonnen de dingen die Paulus gezegd had, tegen te spreken
en God te lasteren.
46
Nadat ze zich zo hadden uitgelaten,
zeiden Paulus en Barnabas:
Aan jullie moest als eerste het woord van God worden gesproken.
Nu jullie het voor je verwerpen
en jullie jezelf het eeuwigheidsleven niet waardig achten,
zie,
wij wenden ons tot de volken.
47
Want zo gebiedt ons de Heer:
Ik heb jullie gesteld tot licht van de volken
om die tot redding te zijn
tot aan het uiterste van de aarde.
48
Toen de volken dit hoorden, verheugden ze zich
en prezen het woord van God,
en gingen erop vertrouwen,
die waren geschaard tot eeuwigheidsleven.
 
49
Het woord van God werd gebracht door heel het gebied.
50
Maar de Joden stookten de gelovige vrouwen van aanzien en de notabelen van de stad op
en kregen voor elkaar dat Paulus en Barnabas werden vervolgd
en weggejaagd uit het hele gebied.
51
Die schudden het stof van hun voeten over hen
en gingen naar Ikonion.
52
De leerlingen werden vervuld van vreugde en van de Heilige Geest.
Scroll naar boven