Handelingen 11,1-18
- Vierdag: 8-9-2024, 12e van de zomer
- Boek: Handelingen
- Perikoop: Handelingen 11,1-18
- Vertaler: Klaas Holwerda
Vertaling
2
Toen Petrus opging naar Jeruzalem,
twistten de besnedenen4 met hem.
3
4
Petrus begon hen daarna uiteen te zetten:
5
6
7
Ik hoorde ook een stem tot mij zeggen:
Sta op, Petrus,
slacht en eet.
8
Maar ik zei:
Zeker niet, Heer,
want nog nooit kwam iets onreins of onheiligs
mijn mond binnen.
9
10
Dit gebeurde tot driemaal toe12;
toen werd alles weer opgetrokken naar de hemel.
11
En zie, meteen stonden drie mannen
bij het huis waarin we waren,
vanuit Caesarea naar mij gezonden.
12
13
Hij meldde ons
hoe hij een engel in zijn huis had zien15 staan
die gezegd had:
Zend [iemand] naar Joppe
en ontbied Simon met de bijnaam Petrus;
14
hij zal woorden tot je spreken
waardoor jij met heel je huis gered wordt16.
15
16
Ik herinnerde me het woord van de Heer:
Johannes doopte met water,
jullie zullen met heilige geest gedoopt worden.
17
Gaf God nu (precies) hetzelfde geschenk aan hen
als ook aan ons die vertrouwen op de Heer Jezus Christus,
wie ben ik om dit God te kunnen verhinderen?
Noten
- αποστολοσ = gezondene, gezant; de term is afgeleid van het verbum αποστελλω (cf 11,11).↩︎
- κατα την Ιουδαιαν = verspreid in Judea.↩︎
- τα εθνη = volken, gemeenschappen; maar in tegenstelling tot het volk van Juda/Israël; het bepaald lidwoord is hier anaforisch gebruikt en kan in de vertaling achterwege blijven (zo ook in 11,18).↩︎
- οι εκ περιτομησ = die uit de besnijdenis.↩︎
- προσ ανδρασ ακροβυστιαν εχοντασ = bij (in het huis van) mannen die een voorhuid hebben (voorhuid-mannen in tegenstelling tot besnedenen, zie 11,2).↩︎
- Van het volgende gezicht is eerder in 10,10-16 verslag gelegd.↩︎
- αρχη = begin, punt, hoek.↩︎
- De verba ατενιζω (pt aor act = gespannen, strak aankijken) en κατανοεω (ind ipf act = beschouwen, gewaar worden) versterken elkaar op bijna pleonastische wijze.↩︎
- De bepaalde lidwoorden en het telkens herhaalde και in deze opsomming kunnen in het Nederlands achterwege blijven.↩︎
- καθαριζω (ind aor act) = reinigen, rein maken, rein verklaren↩︎
- κοινοω (imp prs act) = verontreinigen, onrein verklaren (cf κοινοσ = onrein, profaan in 11,8).↩︎
- Voor de verzen 9-10 vergelijk het vaststaan van een zaak op het getuigenis van twee of drie (Dt.17,6; 19,15).↩︎
- Vergelijk 11,2.↩︎
- Het zestal lijkt niet voorafgaand geïntroduceerd te zijn.↩︎
- De verbale vormen (aoristi) vallen hier met het oog op de vertelde tijd plusquamperfectisch weer te geven.↩︎
- Ook deze verbale vorm is in het origineel futuraal.↩︎
- Gesubstantiveerde infinitivus met prepositie in dativus.↩︎
- επιπιπτω (ind aor act) = vallen op, overvallen.↩︎
- Een verwijzing naar 2,1-4?↩︎
- Volgens Murre heeft αρα in feite enkel een verbindende functie (consecutivum) en moet uit wat ervóór gezegd is blijken waarop het betrekking heeft.↩︎
- De terugkeer van deze term uit 11,1 zorgt voor een inclusie.↩︎