Deuteronomium 4,1-2 9-20

Vertaling

4, 1
Nu dan, Israël, hoor naar de verordeningen en de rechtsbepalingen,
die ik jullie leer om te doen,
opdat jullie leeft en binnengaat en beërft
het land, dat Jhwh, de God van jullie vaderen, jullie geeft.
2
Jullie mogen aan het woord dat ik jullie gebied, niets toevoegen
en er niets van afdoen,
om de geboden van Jhwh, jullie God, die ik jullie gebied, te bewaren.
 
9
Alleen, wees bewaard voor jullie en bewaar jullie zelf zeer
dat u de daden niet vergeet die uw ogen gezien hebben,
en dat zij niet uit uw hart wijken alle dagen van uw leven;
U moet ze uw kinderen en uw kleinkinderen doen weten.
 
10
De dag dat jullie voor het aangezicht van Jhwh, jullie God, stonden, bij de Horeb,
zei Jhwh tegen mij:
‘Roep het volk voor Mij bijeen,
dan zal Ik hun Mijn woorden laten horen,
die zij moeten leren om Mij te vrezen,
alle dagen dat zij op de aardbodem zullen leven,
en die zij ook hun kinderen moeten leren.’
11
Toen kwamen jullie naderbij en stonden onderaan de berg, 
terwijl de berg brandde door vuur, tot in het hart van de hemel;
er was duisternis, wolken en donkerheid.
12
En Jhwh sprak tot jullie vanuit het midden van het vuur;
het geluid van de woorden hoorden jullie,
maar een gestalte zagen jullie niet, 
alleen een stem.
13
Hij maakte jullie zijn verbond bekend,
dat Hij jullie geboden had te doen,
de Tien Woorden.
en schreef ze op twee stenen tafelen.
14
Mij gebood Jhwh in die tijd om jullie de verordeningen en rechtsbepalingen te leren
die te doen in het land waar jullie naartoe trekken om dat te beërven.
15
Jullie moeten zeer bewaard zijn voor jullie zelf
want jullie hebben geen enkele gestalte gezien
op de dag dat Jhwh bij de Horeb tot u sprak vanuit het midden van het vuur —
16
dat u niet verderfelijk handelt
en voor u een afgod maakt,
de gestalte van enig afgod,
de afbeelding van een man of vrouw,
17
de afbeelding van enig beest dat op het land leeft,
de afbeelding van enige gevleugelde vogel die door de hemel vliegt,
18
de afbeelding van iets wat op de aardbodem kruipt, 
de afbeelding van enige vis in de wateren onder de aarde.
19
Dat jullie niet je ogen heft naar de hemel,
en de zon, de maan en de sterren ziet,
heel het leger aan de hemel,
en jullie laat verleiden en je voor hen neerbuigt en hen dient.
omdat Jhwh, jullie God, hen aan al de volken onder de gehele hemel heeft toebedeeld.
20
Jullie heeft Jhwh genomen
en uit de ijzeroven, uit Egypte doen uitgaan,
om voor Hem tot een volk, erfbezit, te zijn als deze dag.
Scroll naar boven