Deuteronomium 10,12-21
- Vierdag: 4-8-2024, 7e van de zomer
- Boek: Deuteronomium
- Perikoop: Deuteronomium 10,12-21
- Vertaler: Adri van der Wal
Vertaling
10, 12
13
14
Let wel,
aan de Eeuwige, jouw God, behoort de hemel,
ja, de hoogste hemel5,
de aarde en alles wat daarop leeft.
15
Alleen aan jouw voorouders heeft de Eeuwige zich gehecht
door hen lief te hebben,
en Hij heeft hun nageslacht na hen uitgekozen
jullie6,
uit alle volken,
zoals nu het geval is.
17
18
19
Jullie moeten dus de vreemdeling liefhebben,
want jullie zijn vreemdelingen geweest in het land Egypte.
20
Voor de Eeuwige, jouw God, moet je14 ontzag hebben,
Hem dienen,
en Hem aanhangen
en bij zijn naam zweren.
Noten
- Hier wordt een participium gebruikt, dus duratief.↩︎
- נפש kan gebruikt worden ter omschrijving van ‘ik’. In die zin is de term hier opgevat.↩︎
- Letterlijk: “bewaren”. NBV21: “naleven”.↩︎
- Hier wordt een participium gebruikt, dus duratief.↩︎
- Letterlijk: de hemel der hemelen. Het is een omschrijving van de superlatief, zoals ook in vers 17.↩︎
- Hier schakelt de spreker over van de tweede persoon enkelvoud naar de tweede persoon meervoud. Door deze plaatsing van בכם krijgt dit nadruk.↩︎
- Letterlijk: de voorhoud van jullie harten besnijden.↩︎
- Letterlijk: je nek verharden.↩︎
- כי is hier emfatisch opgevat.↩︎
- Letterlijk: de God der goden.↩︎
- Letterlijk: de Heer der heren.↩︎
- Hier wordt een participium gebruikt, dus duratief.↩︎
- Hier wordt een participium gebruikt, dus duratief.↩︎
- Hier schakelt de spreker terug naar de tweede persoon enkelvoud. Daarmee zijn er dus in deze passage drie vormen van aanspraak van de aangesprokenen.↩︎
- Letterlijk: Hij is jouw lof(lied).↩︎
- Daarmee is hier de waw weergegeven.↩︎