Matteüs 17,1-9
- Vierdag: 5-3-2023, 2e van de 40 dagen
- Boek: Matteüs
- Perikoop: Matteüs 17,1-9
- Vertaler: Marco Visser
Vertaling
1
En na zes dagen nam1 Jezus Petrus en Jacobus en zijn broer Johannes mee
en bracht hen omhoog een hoge berg op, afgezonderd.
2
En zijn verschijning werd vóór hen veranderd:
zijn gezicht scheen als de zon
en zijn kleren werden wit als het licht.
3
En kijk, aan hen verschenen2 Mozes, en Elia,
die samen met hem spraken.
4
Petrus reageerde en zei tegen Jezus:
‘Heer, het is goed dat wij hier zijn.
Als je wilt, zal ik hier drie tenten maken,
voor jou een, voor Mozes een en voor Elia een.’
5
6
Toen de leerlingen dat hoorden, vielen ze op hun gezicht,
ze vreesden zeer.
7
8
Toen ze hun ogen opensloegen,
zagen ze niemand dan hem, alleen Jezus.
9
Terwijl zij van de berg afdaalden,
droeg Jezus hen op:
‘Zeg het tegen niemand, dit gezicht,
totdat de Mensenzoon uit de doden is opgewekt.’
Noten
- Meenemen en omhoog brengen in deze zin presens historicum, wat ik in de vertaling niet terug laat komen.↩︎
- ὤφθη,‘verscheen’: enkelvoud, daarna συνλαλοῦντες meervoud.↩︎
- Verlicht of lichtgevend?↩︎
- Zelfde zin als bij de doop: 3:17. ἐν ᾧ εὐδόκησα: kan zijn dat de aoristus hier een perfectisch of ingressief aspect aangeeft (‘in wie ik welbehagen gekregen heb’).↩︎
- Ἐγέρθητε: van ἐγείρω, opstaan, wakker worden. Is er de suggestie dat de leerlingen slapen? (word wakker –> ze deden hun ogen open…) Dat het een imp. pass. is, is inhoudelijk van gewicht: niet opstaan, maar opgewekt wórden (idem in vers 9); niet wakker worden, maar wakker gemáákt worden, maar de passieve vorm is lastig in de vertaling weer te geven.↩︎