Jona 1-2 voor 17 september 2023: 13e van de zomer (A-jaar) uit Jona: 1-2 Vertaling: SHA Inleiding Deze vertaling van Jona 1-2 is afkomstig uit:Een vertaling om voor te lezen: Amos, Obadja, Jona, Haarlem: NBG/KBS 1986. Vertaling 1 1 Het woord van Jhwh geschiedde tot Jona, de zoon van Amittai, zeggend: 2 ‘Sta op ga naar Ninevé, die grote stad en roep tegen haar, want opgestegen is hun kwaad voor mijn aangezicht.’ 3 En Jona stond op om te vluchten naar Tarsis weg voor het aangezicht van Jhwh, en daalde af naar Jafo; hij vond een schip dat in Tarsis zou aankomen gaf het vaarloon en daalde er in af om met hen te komen in Tarsis weg voor het aangezicht van Jhwh. 4 Jhwh echter gooide een grote wind naar de zee er ontstond een grote storm op de zee en het schip dacht te breken. 5 Toen vreesden de zeelieden en zij schreeuwden, ieder tot zijn god, en ze gooiden het stukgoed dat op het schip was in de zee om dit daarvan te verlichten. Jona echter daalde af in het scheepsruim legde zich neer en viel in diepe slaap. 6 De schipper naderde tot hem en zei tot hem: ‘Hoe kun jij diep in slaap zijn! Sta op roep tot je god, misschien wil die god zich om ons bekommeren, zodat wij niet verloren gaan!’ 7 Ze zeiden, de een tot de ander: ‘Komt, laten we loten werpen, zodat wij weten door wie dit kwaad ons treft.’ Ze wierpen loten en het lot viel op Jona. 8 Ze zeiden tot hem: ‘Meld ons toch, jij, om wie dit kwaad ons treft: Wat is je taak, vanwaar kom je, wat is je land en uit wat voor volk ben je?’ 9 Hij zei tot hen: ‘Hebreeër ben ik, Jhwh, de God van de hemel, vrees ik die gemaakt heeft de zee en het droge.’ 10 Toen vreesden de mannen met grote vrees en zeiden tot hem: ‘Wat heb je gedaan!’ Want de mannen wisten: voor het aangezicht van Jhwh was hij op de vlucht, dat had hij hun gemeld. 11 Ze zeiden tot hem: ‘Wat moeten we met je doen dat de zee van ons aflaat?’ Want de zee werd gaandeweg stormachtiger. 12 Hij zei tot hen: ‘Neem mij op en gooi me in de zee dat de zee van jullie aflaat want ik weet: door mij is deze grote storm over jullie.’ 13 De mannen roeiden om hem terug te brengen op het droge maar ze konden het niet want de zee werd gaandeweg stormachtiger tegen hen. 14 Toen riepen ze tot Jhwh en zeiden: ‘Ach Jhwh Laat ons niet verloren gaan om het leven van deze man en leg geen bloedschuld op ons. Gij toch, Jhwh, naar het U behaagt, zo hebt ge gedaan.’ 15 Toen namen ze Jona op en gooiden hem in de zee en de zee stond stil en woedde niet meer. 16 Toen vreesden de mannen Jhwh met grote vrees. Ze offerden een slachtoffer aan Jhwh en deden geloften. 2 1 Jhwh beschikte een grote vis om Jona op te slokken. Jona was in het ingewand van de vis drie dagen en drie nachten. 2 Jona bad tot Jhwh, zijn God, uit het ingewand van de vis 3 en zei: ‘Ik heb geroepen uit mijn benauwdheid tot Jhwh en hij heeft mij geantwoord uit de schoot van de onderwereld heb ik om hulp geschreeuwd ge hebt mijn stem gehoord. 4 Ge hadt mij in de diepte geworpen in het hart van de zeeën de stroom omgaf mij al uw brekers en rollers gingen over mij heen. 5 En ik, ik zei: “Verdreven ben ik, weg uit uw ogen toch blijf ik opzien naar de tempel van uw heiligheid.” 6 Mij omvingen de wateren tot stikkens toe de oervloed omgaf mij wier was gestrengeld om mijn hoofd 7 naar de tenen der bergen was ik afgedaald de aarde – haar grendels achter mij dicht, voor altijd. Maar gij hebt mijn leven uit de groeve opgetrokken, Jhwh, mijn God! 8 Toen mijn ziel in mij bezweek was ik Jhwh indachtig en tot U kwam mijn gebed tot de tempel van uw heiligheid. 9 Die zich houden aan ijle idolen hun trouw laten ze los 10 maar ik – onder luide dank zal ik U offers brengen geloften die ik heb gedaan zal ik inlossen. De bevrijding is van Jhwh!’ 11 Jhwh sprak tot de vis en die spuwde Jona op het droge.