Jeremia 20,7-13
- Vierdag: 25-6-2023, 1e van de zomer
- Boek: Jeremia
- Perikoop: Jeremia 20,7-13
- Vertaler: Joep Dubbink
Vertaling
7
8
Want zo vaak als ik spreek, schreeuw ik het uit:
‘Geweld en mishandeling!’4 roep ik
want het woord van JHWH is mij geworden
tot een smaad en een bespotting heel de dag.
9
En als ik zei:
’Ik zal hem niet meer gedenken,
en ik spreek niet meer in zijn naam’
dan was ‘t in mijn hart als een brandend vuur,5
opgesloten in mijn gebeente,
en deed ik moeite het binnen te houden,
dan kon ik dat niet.
10
11
Maar de Heer is met mij als krachtige held
daarom zullen mijn achtervolgers struikelen
en niet overwinnen;
zij zullen zeer beschaamd worden
omdat ze geen succes hebben:
een eeuwige belediging die niet vergeten zal worden.
12
Daarom, JHWH van de legerscharen
die de rechtvaardige onderzoekt
die nieren en hart aanziet:
laat mij uw wraak op hen mogen zien
want aan u heb ik mijn rechtszaak onthuld.
13
Zing voor de Heer!
Loof de Heer!
want hij redt het leven van de behoeftige
uit de hand van de kwaaddoeners.
Noten
- Het gebruikte werkwoord heeft vaak, zij het niet altijd, een agressieve en/of seksuele betekenis: aanranden, verkrachten: Ex. 22:15, Hos. 2:16 en Job 31:9; ook in Recht. 14:15; 16:5; 2 Sam. 3:25 en Spr. 24:28 heeft het verbum geen positieve klank, in 1 Kon. 22:20-22 is geen sprake van geweld maar wel van bedrog.↩︎
- Ook dit werkwoord komt enkele keren voor in de betekenis “verkrachten”: Deut. 22:25; 2 Sam. 13:11-14; anders, maar ook in verband met seksualiteit: Spr. 7:13.↩︎
- Naar de Naardense Bijbel.↩︎
- Deze uitdrukking nog 4x in Tenach: Jer. 6:7; Ez. 45:9, Am. 3:10 en (in omgekeerde volgorde) Hab. 1:3. Het lijkt te gaan om een staande ‘juridische’ uitdrukking: niet zozeer fysiek geweld op zich, maar de roep tot God om recht in een situatie van rechtsverkrachting (vgl. Job 19:7).↩︎
- Vuur kan begeleidend teken bij een theofanie zijn, Ex. 19:18; Deut. 4:11, enz. In Jer. komt het vrijwel uitsluitend voor in verband met Gods toorn en oordeel. In 5:14 en 23:29 slaat het, evenals hier, op de ongehoorde kracht waarmee het woord van JHWH zich opdringt aan degene die het moet spreken.↩︎
- Deze uitdrukking naast Ps. 31:14 uitsluitend 5x in Jeremia. In 6:25; 46:5 en 49:29 onheilsprofetie: dreiging van alle kanten, geen ontkomen aan. In 20:3 past Jer. de uitdrukking als spotnaam toe op de priester Paschur. De grammaticale plaats is omstreden, sommigen willen dit rekenen tot de woorden van de tegenstanders, vgl. de parafrase van Bright, (~Jeremiah~, 133): “There goes old Magor-Misabib!” Er zijn verschillende redenen om dit niet te volgen: de masoretische accenten, de LXX, en het citaat in Ps. 31, waarin geen sprake is van directe rede. Jeremia is ~zelf~ de van alle kanten bedreigde is, dus het eerste slachtoffer van zijn eigen woorden.↩︎
- Naar de Naardense bijbel.↩︎
- Lett. ‘onze wraak’; bezit. vnw. moet blijven vanwege ‘úw wraak’ in v. 12b.↩︎