1 Petrus 2,13-25

Vertaling

13
Schik je onder elke menselijke stichting omwille van de Heer,
hetzij aan een koning als overheid,
14
hetzij aan stadhouders door hem gezonden
om boosdoeners te berechten
en om tot hulde van hen die goed doen.
15
Want zo is het de wil van God door goed te doen
de onwetendheid van onnadenkende mensen
de mond te snoeren
16
als vrije mensen,
echter niet om die vrijheid als dekmantel voor het kwade te hanteren
maar als dienaren van God.
17
Eer allen, heb de broederschap lief,
vrees God en eer de koning.
18
De huisslaven zijn ondergeschikt –
in alle respect – aan de eigenaars,
niet alleen aan de goede en vriendelijke,
maar ook aan de foute.
19
Want dit is genade:
als iemand die rekent met God
de pijn van onterecht lijden verdraagt.
20
Welke roep gaat er van uit
als je mishandeling verduurt terwijl je zondigt?
Maar als je lijden verduurt terwijl je goed doet, is dat genade van God.
21
Want hiertoe ben je geroepen
omdat ook Christus voor je geleden heeft;
Hij liet je een voorbeeld na
om zijn voetsporen te volgen –
22
Hij die geen zonde deed
en in wiens mond geen bedrog werd gevonden;
23
die als Hij uitgescholden werd niet terugschold,
en als Hij leed, niet dreigde,
maar het overgaf aan hem die rechtvaardig oordeelt –
24
die zelf onze zonden in zijn lichaam
op het hout heeft gebracht opdat wij, van de zonde losgekomen,
voor de gerechtigheid zoude=n leven;
door zijn striemen ben je genezen;
25
want jullie dwaalden als schapen,
maar nu hebben jullie je toegewend naar de herder
en de hoeder van je zielen.
Scroll naar boven