Leviticus 19,1-18

Vertaling

1
JHWH sprak tot Mozes:
2
Spreek tot heel de vergadering van de Israëlieten
en zeg tot hen:
Heilig zullen jullie zijn!
Want heilig ben ik, JHWH jullie god.
 
 
9
Bij het binnenhalen van de oogst van jullie landerijen1
zul je niet doorgaan met oogsten tot aan de rand van je veld;
en wat is blijven liggen van je oogst zul je laten liggen.2
10
Je wijngaard zul je niet nazoeken
en de afgevallen druiven van je wijngaard zul je laten liggen;
voor de arme en de vreemdeling zul je ze achterlaten –
ik [ben]3 JHWH jullie God!
 
11
Je zult niet stelen, niet bedriegen,4 niet liegen
een man jegens zijn volksgenoot.5
12
Je zult bij mijn naam niet leugenachtig zweren
en [zo] de naam van je God verontreinigen –
ik [ben] JHWH.
 
13
Je zult je naaste niet verdrukken en niet het vel over de oren halen.6
Laat het loon van de dagloner niet bij je blijven tot de [volgende] morgen.
14
Je zult een dove niet vervloeken
en voor een blinde7 geen struikelblok neerleggen
maar je zult ontzag hebben voor je god –
ik [ben] JHWH.
 
15
Je zult geen corruptie plegen bij het rechtspreken:
de geringe zul je niet bevoordelen8
en de aanzienlijke geen gunst bewijzen;9
met gerechtigheid zul je rechtspreken over je volksgenoot.
16
Je zult geen laster bedrijven10 onder je volk.11
Je zult niet uit zijn op het bloed van je naaste –
ik [ben] JHWH.
 
17
Je zult je broeder in je hart niet haten
je zult je volksgenoot tot en met vermanen
en om hem geen schuld op je laden.12
18
Je zult geen wraak oefenen en geen wrok koesteren
tegen de kinderen van je volk
je zult je naaste liefhebben als jezelf –
ik [ben] JHWH.

Noten

  1. Lett. hoort de genit. ‘jullie’ bij het binnenhalen, dat lukt in het Ned. alleen door er een bijzin van te maken, ‘Wanneer jullie …’; hier is gekozen voor handhaven van de nominale zin. Opmerkelijk overigens dat er ‘eretz staat en geen ‘adamah.↩︎
  2. ‘(Op)lezen’ voor ‘verzamelen’ acht ik geen verstaanbaar Ned. meer, Naardense Bijbel ‘ nalezing … niet oplezen’ is m.i. jargon. In een poging het woordspel weer te geven is deze vertaling gekozen (met dank aan Evert v.d. Berg).↩︎
  3. Het is te overwegen het verbum ~niet~ aan te vullen, en het zinnetje te beschou-wen als een ondertekening: ‘Ik, JHWH jullie God’ (zo ook vs. 12, 14, 16 en 18). Vgl. voor ditzelfde gebruik Ex. 6,8; Ex. 6,1 en 7,5 daarentegen anders, daar aan het begin van een frase.↩︎
  4. Voorbeelden: zie Lev. 6,3v.↩︎
  5. Vgl. Buber, ‘Volksgesellen.’ De implicatie is ~niet~, dat je niet-volksgenoten wél mag bedriegen! Maar ‘naaste’ (NBV) of ‘medemens’ (NaBij) is te vlak; de mens-naast-je wordt je als volksgenoot oftewel familielid voorgesteld.↩︎
  6. Lett. (het vel) afstropen (vgl. Mi. 3,2).↩︎
  7. Lett. ‘voor het aangezicht van’; vgl. ook vs. 14. Het is duidelijk dat ~panim~ een motiefwoord is, het hele hoofdstuk gaat over het zien van ‘het gelaat van de ander’ – maar niet vertaalbaar, behalve ten koste van beroerd Nederlands.↩︎
  8. Lett. ‘het aangezicht … opheffen’.↩︎
  9. Lett. ‘het aangezicht … eren’.↩︎
  10. Anders dan NBG’51 (‘als lasteraar rondgaan’) beschouw ik dit als een staande uitdrukking, vlg. Jer. 6,28 9,3 enz.↩︎
  11. Met tekstemendatie, lees sing.: ‘ammot voor ‘volksgenoten’ lijkt onwaarschijnlijk.↩︎
  12. Ik volg hier de algemene exegese en vertaling van deze passage, zo al LXX en Vulg, al wil die mij niet helemaal overtuigen. Er is vermoedelijk gedacht (vgl. Ez. 33,1-6): wie een ander vermaant, is vrij van diens zonde, of hij nu luistert of niet. Rashi vertaalt net zo, maar interpreteert anders: vermaan een ander zo dat je niet, (door hem in het openbaar te vermanen en zo beschaamd te maken) zonde op je laadt. Naardense Bijbel: ‘dan zul je geen zonde op hem laden’ – maar kan het Hebreeuws dat betekenen? De uitdrukking nasa’ + `al met suffix + chata komt verder niet voor, dus er blijft gerede twijfel. Ook SV ‘en zult de zonde in hem niet verdragen’ blijft mogelijk.↩︎
Scroll naar boven