1 Johannes 3,18-24


18
Kinderen laten wij niet liefhebben1
met het woord, noch met de tong,
maar metterdaad en in waarheid2 .
19
Hieraan3 zullen4 wij weten5
dat wij uit de waarheid zijn
en voor hem kunnen staan6 met een gerust7 hart8
20
Want9 wanneer ons hart ons veroordeelt:10 .
God is groter dan ons hart
en hij weet alles.
21
Geliefden,
wanneer ons hart ons niet veroordeelt,
hebben wij vrijmoedigheid11 voor God
22
en wat wij vragen12,
krijgen wij van hem,
want wij onderhouden13 zijn opdrachten14
en doen wat welgevallig15, is voor hem16 .
23
En dit is zijn opdracht
dat wij vertrouwen17
op de naam van zijn zoon Jezus Christus
en elkaar liefhebben18
zoals hij ons als opdracht heeft gegeven.
24
En wie zijn opdrachten onderhoudt,
blijft in hem en hij in hem19
en daaraan weten wij dat hij in ons blijft
aan20 de geest die hij ons heeft gegeven.

Noten

  1. de liefde door Jezus voorgeleefd, maar zijn naam wordt hier niet genoemd↩︎
  2. werkelijk, echt, cf. 2Joh. 1 en 3Joh 1.↩︎
  3. kan zowel naar het voorgaande als naar het volgende verwijzen↩︎
  4. als logisch futurum, in de zin van: kunnen, in staat zijn↩︎
  5. Kees Meijer: In deze verzen 19, 20, 21 is er een spel met de werkwoorden γινώσκω/weten en καταγινώσκω/veroordelen↩︎
  6. ἔμπροσθεν↩︎
  7. πείθω — overtuigen, Murre hier: overreden, tevredenstellen↩︎
  8. of: En wij zullen voor zijn aanschijn ons hart overtuigen, dat als het ons veroordeelt, God groter is dan ons hart en alles weet↩︎
  9. Zo SSV en HSV. Chouraqui laat beide keren ὅτι weg: Si notre Coeur nous condmamne, Elohim est plus grand que notre coeur; il pénètre tout↩︎
  10. tweede ὅτι wordt hier nu niet vertaald, maar als : weergegeven↩︎
  11. παῤῥησία — vrijmoedigheid, cf. 1Joh. 2:28 en Joh. 7:13, 10:24, 11:14, 18:20; vertrouwensrelatie tot God↩︎
  12. αἰτέω — cf. Joh. 15:7↩︎
  13. τηρέω — bewaken, waarnemen, houden↩︎
  14. ἐντολή — gebod, wet, verordening, ihb. de Thora↩︎
  15. ἀρεστός– welgevallig, aangenaam↩︎
  16. Kees Meijer: “in zijn ogen”↩︎
  17. cf. Joh. 6:29↩︎
  18. cf. Joh. 15:12vv↩︎
  19. cf. Joh. 6:56, Joh. 15:4↩︎
  20. letterlijk: uit↩︎
Scroll naar boven