Spreuken 9,1-18

 


Vertaling: Jan Geursen

1
Wijsheid heeft haar huis gebouwd,
haar zeven zuilen uitgehouwen,
2
haar slachtdieren heeft zij geslacht, haar wijn gemengd,
ook heeft ze haar tafel al gedekt;
3
haar meisjes heeft zij uitgezonden,
daar waar de stad zich hoog verheft, nodigt zij uit:1
4
‘Wie onkundig is, die moet híerheen!’
Tot de onverstandige zegt zij:
5
‘Kom, eet het brood dat ik je bied
en drink van de wijn die ik heb gemengd!
6
Verlaat de onkundigen en leef,
blijf rechtdoor gaan op de weg van het inzicht!’2
 
7
Wie een spotter terechtwijst, haalt zich hoon op de hals,
je berispt een schoft tot je schade.
8
Berisp niet een spotter, hij zou je maar haten,
berisp juist een wijze, die zal van je houden!
9
Breng een wijze iets bij en hij wordt nòg wijzer,
school een rechtschapene, hij meerdert zijn kennis!
10
’t Begin van de wijsheid is ’t ontzag voor JHWH,
het heilige kennen is inzicht.
11
Want door míj worden talrijk je dagen,
vermeerderen voor jou zich de jaren van leven.
12
Ben je een wijze, je wordt daar zelf wijzer van,
maar ben je een spotter, dáár heb je jezelf mee.
 
13
Een dwaze vrouw is opgewonden,
de verleiding zelve3 maar weet nergens wat van.
14
Bij de ingang van haar huis zit zij neer,
daar troont4 zij, hoog in de stad,
15
om te nodigen wie er op de weg passeren,
op rechte paden gaan:
16
‘Wie onkundig is, die moet híerheen!’
Die onverstandig is zegt zij:
17
‘Gestolen water is zoet,
en stiekem brood, dat is heerlijk!’
18
Maar hij weet níet dat daar de schímmen zijn,
diep in het dódenrijk die door haar zijn genodigd.
 

Noten

  1. In de grondtekst staat ‘nodigt (zij) uit’ achter ‘uitgezonden’, maar omdat op deze wijze de uitnodigings-woorden zelf (vs.4a) op het zinsdeel over de stad volgen en gescheiden raken van ‘nodigt zij uit’, is gekozen voor verplaatsing van het laatstgenoemde.↩︎

  2. In het Hebreeuws staan de oproepen in vers 5 en 6 in het meervoud. In het Nederlands is de vorm van de gebiedende wijs meervoud niet meer gebruikelijk.↩︎

  3. Ptajjoet ‘*verleiding’ is verwant aan p(è)ti, dat we in vss.4a,6a en 16a met ‘onkundig’ hebben vertaald, waarbij wij kozen uit een waaier van woorden met verschillende accenten, variërend van het oude ‘eenvoudig’, via ‘lichtzinnig’, ‘simpel’, ‘dom’ en ‘verleidbaar’ tot ‘onervaren’ en ‘ongeschoold’. Het werkwoord pata kent die verscheidenheid ook; in de Kal betekent het globaal: ‘verleidbaar zijn’ en in de Pi’el: ‘verleiden’.↩︎

  4. Eigenlijk ‘op een zetel/troon’, maar, gelet op de tekstomgeving, klinkt hier toch meer een nadere kwalificatie van het ‘zitten’ in vs.14a door en heeft al kissé dus eerder een figuurlijke betekenis.↩︎

Scroll naar boven