Micha 4,1-8
- Vertaling: L.M.A. van Buren
- voor 8 december 2019: 2e van de Advent (A-jaar)
- uit Micha: Micha 4,1-8
Vertaling: L.M.A. van Buren:
Noten
-
Acharit = einde, uiterste, laatste, afloop – eschatologische term .↩︎
-
K. Deurloo wijst erop dat het naar boven stroomt, =tegen de gangbare weg in. Jesaja heeft alleen daarheen, maar Micha heeft tegenstroom.↩︎
-
Bij Jesaja 2,2-5 zijn het ‘alle’ (*kal*) natiën. Bij Jesaja worden volken en naties om gedraaid.↩︎
-
Hij zal ons ‘Tora leren’ uit zijn wegen.↩︎
-
Kristin Ritsert wijst er terecht op, dat de volken niet naar Jeruzalem ‘opstromen’ om er in de nieuwe tempel te offeren, maar omdat vandaar Tora (= onderrichting), Gods Woord uitgaat. Vgl. DED 2011-1, 15.↩︎
-
Jachach (hif.) = terechtwijzen, oordelen.↩︎
-
‘Atsum = machtig, talrijk.↩︎
-
Ad-rachoq (= tot ver weg): ontbreekt bij Jesaja 2,2-5.↩︎
-
Kan ook onhameren zijn, maar slaan is beter voorleesbaar. Messen die druiven uitdunnen. Snoeien om te groeien…? Maar het gaat om de omslag van oorlog naar akkerbouw Die snoeimessen heb je nodig voor de druiven en de ploegscharen voor de grond bij de vijgenboom.↩︎
-
Dit hoopvolle beeld voegt Micha toe aan het citaat van Jesaja. Wijnstok en vijgenboom zijn niet belangrijk voor het overleven van mensen, maar verhogen de levensvreugde. Vgl. Ritsert, DED 2011-1, 15.. Beeld van de vrede bij Salomo 1Kon 4 vers 25./ (5 vers 5) In hoofdstuk 2 wordt dit woord in de mond gelegd van de opponenten. Zie Zacharia 3 vers 10. Bij Jesaja en Jeremia altijd negatief over Wijnstok. Opschrikken is ook door Micha toegevoegd. Jesaja 17:2 de profetie tegen Damascus.↩︎
-
Tsebaot = heerscharen, legerscharen; komt als naam van God 279 keer voor.↩︎
-
In Mi. 4,1-5 komt het werkwoord halach (gaan) 5x voor: één keer voor elk boek van de Tora. De halacha is de weg die Israël gaat met zijn God. Die ordent het leven, geeft structuur en verandert steeds weer. Vgl. Ritsert, DED 2011-1,15. Ook een tegenstelling in Jesaja 51:6 waar het ook als tegenstelling wérkt.↩︎
-
Kreupele is Jakob; dit woord komt alleen nog voor bij Jakob, Gen 32.↩︎
-
Hannahala’ah: onduidelijk; zou part. nif. zijn van hl’, dat verder niet voorkomt; misschien van: chalah (= zwak worden, nif.: ziek gemaakt worden) of la’ah (= moe worden, nif.: moe gemaakt worden, zich vermoeien). ↩︎
-
Net als de opmerking En jij Bethlehem. Let ook op de verbanden met Genesis 32-35.↩︎
-
Migdal eder: wordt soms onvertaald gelaten.↩︎
-
‘Ofel = bult (hoogte) in het landschap, op de tempelberg van Jeruzalem.↩︎